Van oudsher wordt een infectie met Toxoplasma gondii bij gezonde mensen als asymptomatisch bestempeld, toch zeker in de chronische fase. Hoewel. Sinds een kleine twintig jaar stellen onderzoekers dit begrip in vraag.
...
Toxoplasma gondii is een parasiet met als (eind)gastheer katachtigen. In de darm van de kat vindt het seksuele segment van de ontwikkelingscyclus plaats. Oöcysten worden met de feces van de kat uitgescheiden, waardoor ze vrijwel alle warmbloedige dieren kunnen besmetten. In het lichaam van deze tussengastheren gaat de parasiet door middel van aseksuele ontwikkeling over in een rustige vorm waarbij cysten zich nestelen in alle weefsels, maar bij voorkeur in de spieren en het hersenweefsel. Als het besmette vlees van een tussengastheer wordt opgegeten door een katachtige is de levenscyclus rond. Mensen kunnen toxoplasmose krijgen door het eten van besmet vlees of nauw contact met uitwerpselen van een huiskat. Toxoplasmose is gevaarlijk voor de foetus en mensen met een ernstige stoornis van het immuunsysteem, zoals bij de hiv-infectie. Gezonde personen hebben ten hoogste een griepachtig syndroom in de acute fase, terwijl de chronische fase asymptomatisch verloopt. Dat is althans wat klassiek gezegd werd. Tot onderzoekers in het begin van de eeuw in het laboratorium vaststelden dat ratten en muizen na besmetting met Toxoplasma gondii van gedrag veranderden: het aangeboren vermijdingsgedrag dat de dieren vertoonden als ze kattenurine roken, viel weg na besmetting met de parasiet. Sommige dieren werden zelfs aangetrokken naar de plaats waar de kattenurine was aangebracht. De roekeloosheid die wordt geïnduceerd door de aanwezigheid van Toxoplasma in de hersenen, zou een evolutionair fenomeen zijn: als ratten en muizen zich blootstellen aan het jagersinstinct van de kat en worden opgegeten, komt de parasiet opnieuw in de seksuele fase van zijn levenscyclus terecht, met als gevolg een snelle verspreiding en daardoor hogere overlevingskansen. Het mechanisme achter de gedragsverandering is niet helemaal opgehelderd, maar duidelijk is wel dat muizen die in het laboratorium met Toxoplasma besmet worden, in de hersenen een verhoogd gehalte aan dopamine hebben. En laat deze neurotransmitter nu net betrokken zijn bij het aansturen van beweeglijkheid, en van neuronale circuits die verband houden met risicogedrag. Toxoplasma zou in hersencellen de expressie beïnvloeden van genen die een rol spelen bij de synthese van dopamine. Mogelijk heeft chronische inflammatie van het hersenweefsel hier de hand in. Deze vaststellingen waren het uitgangspunt voor studies bij de mens: kan Toxoplasma ook ons gedrag beïnvloeden? De vraag is niet futiel, want volgens de voorzichtigste schattingen zou een derde van de wereldbevolking met de parasiet besmet zijn, zo blijkt uit serologisch onderzoek. Als aan het licht komt dat toxoplasmose een ongunstige weerslag heeft op ons gedrag, zijn er misschien wel redenen om preventieve maatregelen aan te scherpen. Vanaf de eerste jaren van het vorige decennium borrelden studies op die bij de mens een correlatie vonden tussen toxoplasmose en verschillende gedragsparameters: roekeloos gedrag in het verkeer, agressiviteit, en ondernemerschap - wat volgens sommigen kan worden beschouwd als een vorm van roekeloos gedrag. Daarnaast werd ook gewezen op een verband met psychiatrische aandoeningen, hoofdzakelijk schizofrenie, maar mogelijk ook depressie. Die onderzoeksgegevens waren het startschot van een discussie tussen onderzoekers die tot op heden woedt. Niet alle studies konden immers de gevonden correlaties bevestigen. Reden genoeg om erop te wijzen dat de studies die tot nog toe zijn uitgevoerd, essentieel op dwarsdoorsnede-onderzoek stoelen. Met andere woorden: men maakt een foto van een situatie op een bepaald ogenblik, wat niet de mogelijkheid biedt aan te tonen dat de toxoplasmose er wel degelijk eerst was, en het roekeloze gedrag of de psychiatrische aandoening pas daarna optrad. Stel dat roekeloos gedrag blootstelt aan een verhoogd risico op toxoplasmose. Of dat schizofrenie iets in het gedrag van de persoon verandert waardoor hij of zij een hogere kans loopt om de infectie te krijgen. Interventieprotocollen zijn in dit geval bij de mens uiteraard niet aan de orde, maar longitudinaal onderzoek zou alvast argumenten kunnen aanvoeren in het voordeel van de hypothese dat het wel degelijk de toxoplasmose is die de gedragsverandering of de psychiatrische aandoening induceert, en niet andersom. Het zal allicht nog een tijdje duren voor we eruit zijn. Onderzoekers blijven aan de slag. Begin dit jaar nog verscheen een studie over het verband tussen infectie met Toxoplasma en geweld bij gevangenen. Er werd geen correlatie aangetoond.