Bij het begin van de covid-19-pandemie moesten de ziekenhuizen niet-essentiële zorg uitstellen. Een studie van het Intermutualistisch Agentschap (IMA) toont aan dat er sindsdien geen echte inhaalbeweging werd vastgesteld.
...
Toen de coronacrisis in maart 2020 keihard toesloeg, besliste België dat gedurende de pandemie alle niet-essentiële zorg geannuleerd diende te worden om de toevloed aan covidgerelateerde patiënten in de ziekenhuizen onder controle te houden. Eind 2021 voerde de Dienst Audit Ziekenhuizen een raming uit van de niet-uitgevoerde zorg in de ziekenhuizen tijdens de drie eerste covidgolven. De eerste golf (maart-april 2020) werd gekenmerkt door een grote terugval van essentiële heelkundige ingrepen en een bijna volledige stopzetting van de niet-essentiële ingrepen. Ook de tweede golf (november 2020) werd gekenmerkt door een terugval bij beide types ingrepen, zij het in minder belangrijke mate dan tijdens de eerste golf. In de periode na de tweede golf (december 2020 tot en met maart 2021) kenden zowel de essentiële als de niet-essentiële ingrepen een inhaalbeweging. De derde golf (april-mei 2021) kende een stagnatie waarbij de achterstanden terug opliepen. In deze raming wordt een algemene achterstand vastgesteld van 9%, met een meer aanzienlijke terugval bij onder meer de extracapsulaire extracties in de context van cataractingrepen (20%). De IMA-studie gaat meer in detail in op de impact van de pandemie op een selectie van ingrepen, namelijk de behandeling van primaire en secundaire cataract, intravitreale injecties en vitrectomieën. Een blik op de cijfers toont meteen de impact van covid-19 op de aanpak van cataract. In de eerste golf werden gemiddeld 301 patiënten per week behandeld. In de zeven weken voorafgaand aan de pandemie waren er dat gemiddeld 4.210. Na de eerste golf stabiliseerde het aantal behandelde patiënten, maar van een inhaalbeweging was geen sprake. Op jaarbasis betekende dat voor 2020 een terugval van 16,9% voor het aantal behandelde patiënten (109.926 in plaats van 132.356 patiënten) en van 17,4% voor het aantal ingrepen (171.812 ingrepen in plaats van 208.123 prestaties) in vergelijking met 2019. Ook wanneer een correctie werd toegepast op basis van oversterfte blijft er nog steeds sprake van een duidelijke daling: -15,4% patiënten en -15,9% prestaties. In 2021 en 2022 stegen de cijfers opnieuw naar het niveau van 2019. De daling van het aantal patiënten is beduidend groter bij patiënten met een lager inkomen. Binnen de cataractingrepen vormen de ooglensextracties met het eventueel inplanten van lenzen veruit de grootste groep van ingrepen, gevolgd door laserbehandelingen voor secundaire cataracten. In 2020 wordt een relatieve afname vastgesteld van het aantal ingrepen voor lensextractie. In 2019 was deze ingreep goed voor 68,3% van de ingrepen. In 2020 daalde het tot 64,8% om in 2021 opnieuw naar 68,6% te stijgen. Het aandeel laserbehandelingen bedroeg in deze jaren respectievelijk 30,5%, 33,9% en 30,1%. Voor lensextracties, inclusief eventuele lensimplanten, leidde covid-19 in 2020 tot een duidelijk uitstel van zorg. Het aantal ingrepen verminderde dat jaar met maar liefst 21,7% (van 142.102 tot 111.272) en het aantal patiënten met 21,3% (van 89.608 tot 70.500). Gecorrigeerd met de oversterfte blijft er sprake van een daling van respectievelijk 20,3% en 19,9%. Net als bij cataract herstelt het aantal ingrepen en aantal patiënten zich in 2021. Er is sprake van een lichte toename in vergelijking met 2019, maar niet in die mate dat de achterstand opgelopen in 2020 wordt ingelopen. Voor intravitreale injecties wordt op het eerste zicht geen duidelijke covidimpact waargenomen: zowel het aantal behandelde patiënten (+ 3,2%) als het aantal geleverde prestaties (+ 2,2%) lag in 2020 hoger dan in 2019. Toch is er sprake van een duidelijke impact. In de voorgaande jaren was er telkens sprake van een toename met 6,9% patiënten en 12,9% bijkomende ingrepen. Het aantal vitrectomieën kende in de periode voor corona een gemiddelde jaarlijkse stijging met 3,64%. In 2020 werd een daling met 8,4% (9.631 in plaats van 8.471 vitrectomieën) vastgesteld. In 2021 liggen het aantal patiënten en het aantal ingrepen iets hoger dan in 2019. Het IMA stelt vast dat de impact van uitgestelde zorg deels werd verzacht door een verschuiving naar extramurale zorg. Dat uit zich bijvoorbeeld in een toename van de verkoop van intravitreale injecties door apotheken. Dit blijkt echter vooral ten goede te komen aan de hogere inkomens. Omdat buiten de ziekenhuizen de deconventiegraad een pak lager ligt, is de drempel voor mensen met een lager inkomen veel groter.