Tijdens de coronacrisis speelde infectiologe Erika Vlieghe als hoofd van de Groep van Experts belast met de Exit-Strategie (GEES) een grote rol bij het bepalen van het coronabeleid. Hoe blikt zij op die periode terug?
...
Aan het begin keek ik met open mond naar wat er gebeurde. Er kwam een pandemie op ons af zoals we ze nog nooit gezien hadden. Ik was al ebolacoördinator geweest van 2014 tot 2016. Dat was achteraf bekeken peanuts in vergelijking met covid. Ik vond toen al dat onze structuren verre van ideaal waren voor een grote crisis.Mij werd gezegd dat in zo'n geval de federale fase geactiveerd werd en het crisiscentrum de zaken zou overnemen. Maar toen het dan echt zo ver kwam, leek er heel weinig ten gronde te gebeuren. Iedereen keek naar iedereen. Ik ben daar enorm van geschrokken. Hoe bent u in de rol van adviseur beland? We hadden geen draaiboek voor wat er op ons afkwam. We zagen wat er in China gebeurde en hoe het virus zich verspreidde in Azië. In de tweede helft van januari ben ik beginnen te waarschuwen dat de ziekenhuizen daar niet op voorbereid waren. Ik heb in de Risk Management Group (RMG) gevraagd of we het grieppandemieplan niet moesten actualiseren voor de ziekenhuizen, en de repliek was: ja, doe maar.Je had in die fase een aantal mensen nodig die vonden dat ze moesten zeggen waar het op stond, en ik was één van hen. Op mijn werk in het UZA vroegen mijn collega's of ik niet ergens aan een alarmbel kon trekken, want we zouden over tien dagen zonder mondmaskers vallen. Als er iemand luid 'brand' moet roepen, dan wil ik dat wel doen. Ik heb toen minister Maggie De Block gecontacteerd. Zij heeft daarop positief gereageerd, maar ik kreeg meteen tegenwind vanuit de FOD Volksgezondheid. Gelukkig waren er in de administratie ook mensen die wel een sense of urgency hadden, die ook heel oplossingsgericht dachten, zoals Pedro Facon, Marcel Van der Auwera, Winne Haenen,... Samen zijn we erin geslaagd om de inertie te doorbreken en zaken in beweging te zetten.En dan heeft die eerste golf ons land overspoeld, met duizenden doden tot gevolg. Zoiets hadden we als maatschappij sinds decennia niet meer meegemaakt. Dat heeft op de beleidsmakers een enorme indruk gemaakt. Hun houding was vanaf dan: jullie hebben dit zien aankomen, jullie weten wat er moet gebeuren: zeg ons wat we moeten doen. Daarna werd er nauwgezet naar ons geluisterd, met weinig tegengewicht.In maart kwam er een lockdown, maar door de manier waarop die werd aangekondigd, waren er de avond voordien nog volop 'lockdownfeestjes'. Meer algemeen: hoe beoordeelt u de vertaling van adviezen naar concrete beleidsmaatregelen? Er zijn inderdaad momenten geweest waarop wij in wanhoop en ongeloof met onze ogen gerold hebben. Nog voor de lockdown was er een regel dat evenementen met minder dan duizend deelnemers nog mochten doorgaan. Toen vertelde een uitbater van een evenementenzaal trots dat hij 999 stoelen zou zetten. Op dat moment dacht ik: nee, zo gaan we er niet komen. Tegelijkertijd, en dat wil ik ook wel gezegd hebben, moet het bijzonder moeilijk geweest zijn om in die periode beleidsbeslissingen te maken. Er zijn wel degelijk krachtdadige en moedige beslissingen geweest - maar vanuit een pandemiebeheersstandpunt zijn er ook beslissingen geweest die de situatie gewoon erger gemaakt hebben. De lockdown had veel sneller moeten ingaan. Niets is dodelijker dan een halfslachtig beleid.We waren vaak gefrustreerd over het verschil tussen wat wij adviseerden en de vertaling naar een beleid. Wij gaven een advies, de politiek vertaalde dat in een beslissing, en die werd omgezet in een ministerieel besluit. Dat werd dan gecommuniceerd, en verduidelijkt in de befaamde 'FAQ' - en wij werden aangesproken op hoe de mensen dat eindresultaat percipieerden, dat soms erg ver van ons oorspronkelijke advies lag. Onzekerheid en voortschrijdend inzicht zijn deel van de wetenschappelijke methode. Botste dat met het politieke bedrijf, waar van mening veranderen not done lijkt? Zeker in de beginfase stonden onze adviezen vol onzekerheden, en we schreven dat ook. Maar er werden van ons wel concrete adviezen verwacht: mogen kappers openblijven, wat met grensarbeiders, moeten er plexiglasschermen gebruikt worden? We hadden niet de luxe om te zeggen dat er onvoldoende evidentie was voor een advies - dat kan je doen als je in alle rust richtlijnen voor preventieve geneeskunde opstelt, niet in een pandemie, waar je de schade zoveel mogelijk moet beperken. Als wetenschapper moet je jezelf kunnen tegenspreken of corrigeren als er voortschrijdend inzicht is. Maar voor een beleidsmaker is dat heel moeilijk. Dat is een spanningsveld, en dat kan je alleen oplossen door veel met elkaar te spreken, zodat de beleidsmakers de wetenschappelijke logica begrijpen en omgekeerd. Met minister Vandenbroucke ging dat heel goed. Hij had onze adviezen altijd tot de laatste komma gelezen, en wou weten wat de onderbouw was. En dan zag je dat er in zijn hoofd een knop omdraaide en hoe hij de filosofie van dat advies vertaalde naar concrete beleidsinitiatieven. Bij sommige zaken zei hij duidelijk: 'Het spijt me, maar dat ga ik niet verkocht krijgen'. Pedro Facon zei dat in de eerste fases de focus te veel op de ziekenhuizen lag, en er te weinig aandacht was voor andere sectoren en mentaal welzijn. Bent u het daarmee eens? Absoluut, die kritiek is terecht. Maar dat was ook de eerste noodzaak. Als een patiënt binnenkomt met pijn op de borst, en je stelt een hartinfarct vast, dan moet dat hartinfarct urgent behandeld worden. Psychologische hulp en maatschappelijke ondersteuning komen dan in tweede tijd.We hebben het verwijt gekregen dat we de woonzorgcentra hebben laten stikken. Dat is niet helemaal correct. Toen we bezig waren met het herorganiseren van de ziekenhuizen, hebben wij voorgesteld om iets gelijkaardigs op te richten voor de WZC's. De regio's wezen er toen op dat dat hun bevoegdheid was, wat correct is. We kregen in het begin ook heel weinig informatie uit woonzorgcentra. Tegen dat die er was, was de tragedie al gebeurd. Er zijn uiteraard fouten gemaakt. We hebben parken en speeltuinen gesloten, omdat we wilden voorkomen dat daar te veel mensen zouden samenkomen. Dat hadden we niet moeten doen. Dat is het leergeld dat je betaalt in zo'n chaos, maar de kritiek is terecht.Het sluiten van scholen was wel het allerlaatste wat we wilden doen - de eerste keer was dat overigens een zuiver politieke beslissing. Bij de sterkste pieken in de pandemie zagen we echter geen andere mogelijkheid om de boel onder controle te houden dan een pauze in te lassen, en daarna de scholen deeltijds weer te heropenen. België is een van de landen waar de scholen het meest open zijn gebleven doorheen de crisis. Desondanks werden we op de duur bijna verketterd als kinderhaters. Dat was pijnlijk, zeker als je zelf kinderen hebt waar je het beste mee voor hebt, en je ziet hoe moeilijk het organisatorisch en mentaal allemaal is. Maar als ik heel de covidperiode bekijk, zie ik toch dat de overgrote meerderheid van de maatschappij mee was en de maatregelen bleef opvolgen. Misschien niet altijd met evenveel enthousiasme, maar mensen deden het wel. Tot op de dag van vandaag kom ik mensen tegen die zeggen 'Mevrouw Vlieghe, dank u wel voor wat u gedaan hebt'. Als we naar de toekomst kijken: zijn we vandaag beter voorbereid op een nieuwe pandemie? We moeten niet aan doemdenken doen, maar ik denk dat er nog veel werk aan de winkel is. De afgelopen jaren zijn er kleinere uitbraken geweest zoals marburg in Rwanda. Die hebben gediend als testcase voor het systeem: de Risk Assessment Group (RAG) maakt een epidemiologisch assessment, de RMG evalueert dat en stelt richtlijnen voor, met advies van de expertcomités en wetenschappelijke comités. Die structuren werken. Er worden ook plannen gemaakt voor het opschalen van ziekenhuizen, de herorganisatie van de eerste lijn, de organisatie van testing en contacttracing. Veel zal afhangen van de timing. De mensen die dit alles tijdens corona mee georganiseerd hebben, zijn nu nog actief maar dat zal over tien of vijftien jaar niet meer het geval zijn. Daardoor verdwijnt het 'pandemisch geheugen'. Wat we als maatschappij ook moeten doen, is ons bezinnen over hoever we willen gaan met maatregelen. Een van de discussiepunten tijdens covid was of we de hele maatschappij moeten stilleggen, als het toch vooral 85-plussers zijn die sterven? Dat was op zich geen correcte vraag, want dat was niet helemaal zo, er waren een pak jongere mensen die ook ernstig ziek werden door covid.Maar het is wel een debat dat we moet voeren: hoe we voor elke persoon die ernstig ziek is, de juiste zorg kunnen aanbieden. Hoe zwakker je gezondheid en zelfstandigheid, hoe meer je eigenlijk zelf zou moeten nadenken wat je zelf nog wenst, mocht je ernstig ziek worden. Luc Van Gorp is die discussie over vroegtijdige zorgplanning op een wat ongelukkige wijze aangegaan vorig jaar, en er is recent een boek over verschenen, Grenzen aan de zorg (zie Artsenkrant van 17/12/24, n.v.d.r.). We moeten in alle rust en sereniteit over dat soort vragen nadenken en het maatschappelijke debat voeren. Dat de VS zich uit de WHO gaat terugtrekken, is nefast. Voor een complexe problematiek als een pandemie heb je juist meer samenwerking, meer gezamenlijke surveillantie, meer gegevens- deling nodig, en een beleid dat op wetenschap is gebaseerd. Helaas zien we net het omgekeerde. Daarom is er nood aan wetenschappelijke educatie en informatie voor het publiek. Vandaag wordt er vooral gecontra-educeerd, er wordt heel veel fake news verspreid. We zitten nu (eind januari, n.v.d.r.) in fase oranje van het luchtwegeninfectieplan, en dus vragen ziekenhuizen om mondmaskers te dragen als je op bezoek komt. Dat wordt dan meteen geframed als 'ze willen ons allemaal weer achter slot en grendel'. Ik zie daar een blijvende rol voor wetenschappers, en de brede groep van zorgverstrekkers. Om te proberen mensen te informeren, die brug te blijven slaan, zonder te polariseren. Mensen mogen twijfelen, mensen mogen bezorgd zijn. We moeten naar kritiek luisteren, en als die terecht is ons afvragen hoe we het beter kunnen doen. Hebt u nog een boodschap voor de lezers van Artsenkrant? De efficiëntie waarmee de ziekenhuizen zich gereorganiseerd hebben en de inventiviteit en innovaties die daaruit zijn voortgekomen, dat was voor mij een van de positieve verbazingen. Ook de eerste lijn heeft zich moeten, maar ook kunnen heruitvinden. De organisatie van de vaccinatiecentra vond ik hartverwarmend. Je hoort wel eens dat vandaag niemand nog iets voor een ander wil doen. Forget it: er is nog heel veel solidariteit. En veel van die vrijwilligers draaien of draaiden mee in de zorg. Dat geeft mij een fier en warm gevoel. De zorg gaat nog moeilijke tijden tegemoet, met de vergrijzing, met de besparingen. En wat er ons nog boven het hoofd hangt van klimaatrampen of overstromingen, nieuwe pandemieën of een oorlog, weet niemand. We moeten geen paniek zaaien, maar wel nuchter zijn. Tijdens corona hebben we bewezen dat we heel inventief en flexibel kunnen zijn in een crisis. Laat ons de problemen die op ons afkomen ook op die manier aanpakken. We kunnen dat. >> Dit is een ingekorte versie van het gesprek. De volledige versie vindt u op onze website.