...

Een gesprek met professor Laurent Servais, hoogleraar pediatrische neuromusculaire ziekten aan de Universiteit van Oxford en hoogleraar pediatrische neurologie aan de Universiteit van Luik (ULiège), en met Aymeric Harmant, CEO van Thameus, de spin-off die verantwoordelijk is voor de 'Baby Detect'-test. Uw test detecteert 165 ziekten, tegenover 23 bij de Guthrie-test. Aymeric Harmant: Onder de 165 ziekten bevinden zich vrijwel alle aandoeningen die door de Guthrie-test worden opgespoord. Beide tests vullen elkaar aan. Voor sommige ziekten blijft de Guthrie-test beter, sneller en goedkoper. Maar deze test is beperkt door technologie, aangezien hij alleen gebaseerd is op biochemische indicatoren. Niet alle ziekten hebben zulke indicatoren. 'Baby Detect' daarentegen gebruikt DNA-sequencing. Elk land heeft zijn eigen lijst van ziekten voor neonatale screening (NBS). Elke toegevoegde ziekte verhoogt de kosten. Met 'Baby Detect' zijn er echter geen extra kosten voor het toevoegen van ziekten, omdat de enorme hoeveelheid DNA-data gebruikt kan worden om nieuwe aandoeningen te detecteren. Als er morgen een nieuwe behandeling op de markt komt en in België wordt terugbetaald voor een 166ste ziekte, kunnen we deze zonder extra kosten opnemen in de screening. 'Baby Detect' screent alleen op ziekten die kunnen worden behandeld. Harmant: Ja, we hanteren specifieke criteria: de ziekte moet ernstig en pediatrisch zijn (zich vóór de leeftijd van vijf jaar manifesteren), behandelbaar zijn of beheersbaar tegen een redelijke kostprijs. Daarnaast moet er een gespecialiseerde kinderarts beschikbaar zijn in de kraamkliniek waar een baby met de ziekte wordt geboren. Tot slot moet de genetische analyse betrouwbaar zijn in het opsporen van de ziekte, met een reëel risico op ontwikkeling, om te veel valspositieven te vermijden. Bij de 3.847 pasgeborenen die in de Nature-studie werden getest, werden 71 zieken gevonden: 44 met G6PD-tekort (glucose-6-fosfaat-dehydrogenase-deficiëntie) en 27 met andere ziekten. Welke waren dat? Prof. Laurent Servais: Mucoviscidose, hemofilie, glycogeenstapelingsziekten en cardiomyopathie. Onlangs ontdekten we een geval van de ziekte van Wilson. Van de 71 gedetecteerde gevallen werden er 41 uitsluitend door 'Baby Detect' opgespoord. Harmant: De ziekte van Wilson is moeilijk te diagnosticeren en zou waarschijnlijk pas na jaren zijn vastgesteld, met een pijnlijk behandeltraject als gevolg. Een 20-jarige patiënte, bij wie de diagnose pas op vijfjarige leeftijd werd gesteld, is helaas enkele dagen vóór de screening van deze baby overleden. Het doel van de test is om zo vroeg mogelijk in te grijpen en de ziekteprogressie te vertragen. Servais: Ja, het idee is om effectieve behandelingen op het juiste moment toe te passen. We hebben veel voorbeelden waarbij tijd een cruciale factor is: als je een bepaald behandelvenster mist, is het te laat of zijn de resultaten veel minder goed. Het doel is om in te grijpen voordat onomkeerbare symptomen zich ontwikkelen. Hoe meer patiënten met zeldzame ziekten worden gescreend, hoe meer fundamenteel onderzoek wordt gevoed. Servais: Dit zal ons helpen om de incidentie van deze ziekten en hun varianten beter te begrijpen. Veel gevallen worden waarschijnlijk niet gediagnosticeerd of zijn atypisch, waardoor we er minder kennis over hebben. We hopen dat genomische screening ons een breder overzicht geeft van deze aandoeningen. De studie wijst op uitdagingen, vooral bij de interpretatie van genetische varianten. Servais: Iedereen heeft veel genetische varianten in zijn DNA. De meeste zijn niet schadelijk, maar sommige kunnen dat wel zijn. Het is een probleem dat er een grijs gebied is tussen varianten die altijd pathogeen zijn en diegenen die dat nooit zijn. Waar trekken we de grens? Dat wordt bijna een filosofische vraag. Onze keuze is om alleen die varianten te rapporteren waarvan we zeker weten dat ze pathogeen zijn. We proberen het aantal valspositieven zo laag mogelijk te houden, zelfs als dat betekent dat we af en toe een fout-negatief zullen missen. Het gaat erom een evenwicht te vinden, en dit evenwicht kan veranderen naarmate we meer leren. Waarom is de praktische implementatie van genomische screening complex, zoals u stelt in Nature. Servais: Om meerdere redenen. De eerste is economisch: de test is relatief duur. De tweede heeft te maken met infrastructuur: als we alle pasgeborenen willen screenen, hebben we sequencingapparatuur nodig, laboranten die de tests uitvoeren en artsen die gespecialiseerd zijn in de behandeling van baby's met genetische aandoeningen. Daarnaast moeten we een consensus bereiken over welke genen en varianten we opnemen, hoe we de communicatie met families aanpakken en hoe het zorgtraject voor elke ziekte wordt gestroomlijnd, zodat het in alle betrokken landen uniform is. Dit zijn enorme uitdagingen, maar ze zijn één voor één oplosbaar. Ik ben ervan overtuigd dat er geen andere toekomst is dan deze. De vraag is vooral: hoe snel kunnen we deze test algemeen invoeren en hoe pakken we de obstakels aan? Uiteindelijk moeten we deze screening integreren in een bredere maatschappelijke strategie, zodat we zeldzame ernstige ziekten op de meest effectieve en kostenefficiënte manier kunnen behandelen.