...

In vergelijking met de aandacht die het visuele en auditieve krijgen komt het olfactorische er bekaaid vanaf. Het menselijke reukvermogen is wetenschappelijk en filosofisch een ondergeschoven kind. Twee derde van de mensen met covid-19 krijgen anosmie.Je kan je afvragen hoe de reactie op de ziekte zou zijn als miljoenen mensen getroffen waren door anopsie. Blindheid wordt veel meer gevreesd dan reukverlies. Mensen aan wie je vraagt welk zintuig ze het best zouden kunnen missen, kiezen meestal voor de reuk. Tot die wegvalt (bij verkoudheden of hersentrauma) en blijkt dat ze dan ook niets meer proeven. De 350 verschillende receptoren in de miljoenen zenuwuiteinden van het neusepitheel functioneren dan niet meer. Hoe die receptoren de overrompelende geurenrijkdom detecteren en omzetten in geurwaarneming in al haar cognitieve en emotionele weelde is nog een raadsel. We weten al veel, maar we begrijpen nog zo weinig, is de conclusie van Ann-Sophie Barwich in haar debuut Smellosophy.De (Oost-)Duitse taalkundige was ingebed filosoof in het lab van Stuart Firestein (zelf een gewezen theaterman die in het neurogeurenonderzoek belandde), die enkele jaren geleden het onvolprezen wetenschapsfilosofisch boek Onwetendheid schreef. Zij is nu als empirisch filosoof, cognitief wetenschapper en wetenschapshistorica verbonden aan Indiana University Bloomington waar ze begin volgend jaar haar eigen olfactometrisch lab opstart.Haar boek is de neerslag van gesprekken met 44 neurowetenschappers, wijnmakers, parfumiers, chemici, filosofen en psychologen. Aan de hand van honderden verhalen en experimenten reconstrueert ze de geschiedenis van het geuronderzoek. De wetenschap van de geur kwam pas echt op gang na de publicatie van Linda Buck in 1991 over de genetica van de geurreceptoren, waarvoor die in 2004 de Nobelprijs kreeg. De afgelopen 30 jaar is veel vooruitgang geboekt maar er is nog geen sluitende uitleg voor hoe de hersenen de impact van een volatiele molecule op de geurreceptoren verwerken tot een complexe geurervaring. Het onderzoek daarnaar leidt wel tot diepgaande vragen over de werking van het brein en de aard van het bewustzijn.Naast de exploratie van het wetenschappelijke en technische onderzoek levert Barwich ook een oefening in toegepaste wetenschapsgeschiedenis en -filosofie. De weg naar kennis en inzicht is kronkelig en onvoorspelbaar, waardoor ook het boek soms wat taai maar nooit onleesbaar wordt. Het is een lofrede aan de complexiteit van de biologie, een pleidooi voor het belang van de empirie voor de filosofie en een boeiende neerslag van wat we nu weten over ons meeste efemere zintuig.