...

Taalontwikkelingsstoornissen betreffen zowel het taalbegrip en de taalproductie. Ze zouden voorkomen bij 7,4% van de kinderen op vijfjarige leeftijd. Jongens zouden er driemaal vaker mee kampen dan meisjes. Vroeger sprak men van 'dysfasie', maar tegenwoordig is men geneigd die term te verlaten, omdat hij tot verwarring leidt met afasie. Men spreekt veeleer van specific language impairment (SLI) of specifieke taalontwikkelingsstoornis."Bij dat woord 'specifiek' moet men toch een kanttekening maken", zegt prof. Steve Majerus, onderzoeker in de cognitieve psychologie en neurowetenschappen aan de universiteit van Luik. "Men vindt taalontwikkelingsstoornissen zowel bij kinderen met een normale als met een afwijkende niet-verbale intelligentie." Voorts neemt de aandoening zeer uiteenlopende vormen aan van het ene kind tot het andere.Meestal hebben kinderen met een taalontwikkelingsstoornis wel meer problemen. Zo hebben ze vaak dyslexie of moeilijkheden bij het rekenen. Dat laatste kan gekoppeld zijn aan een gestoord begrip van de opgave. Maar bij hoofdrekenen bijvoorbeeld ziet men ook diverse afwijkingen: stoornissen van de aandacht, het vertraagd verwerken van informatie of een beperkt fonologisch geheugen op korte termijn. Deze stoornissen zijn zeker niet aanwezig bij alle kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. En de configuratie varieert van het ene kind tot het andere. Toch heeft hun prevalentie aanleiding gegeven tot de hypothese dat de taalontwikkelingsstoornis verband zou houden met een globaal vertraagde ontwikkeling, waarvan de taalachterstand de meest opvallende uiting is.Voor de diagnose van een taalontwikkelingsstoornis hoeven niet alle aspecten van de taal gestoord te zijn. Wel kan de diagnose alleen worden gesteld in afwezigheid gehoorstoornissen, neurologische letsels (zoals bij afasie), afwijkingen van de anatomie van de mond en aanliggende structuren, buccofaciale apraxie en autisme of andere afwijkingen met een gestoorde sociale interactie. "Men moet hierbij voor ogen houden dat kinderen met een taalontwikkelingsstoornis erg teruggetrokken kunnen zijn", stipt Steve Majerus aan. "Dit gedrag wordt beschouwd als een verdedigingsmechanisme tegen het moeizame communiceren, dat sociaal contact in de weg staat." Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis zoeken vaak contact langs niet-verbale weg. Men voelt aan dat ze niet zondermeer weigeren te communiceren, zoals autistische kinderen dat doen.Dysfasie mag niet worden verward met een vertraagde taalontwikkeling. Normaal gezien spreekt een kind zijn eerste woorden uit rond de leeftijd van elf maanden, maar sommige kinderen hebben een paar extra maanden nodig. Als het simpelweg gaat om een vertraagde taalontwikkeling, zal de spraak plots op gang komen en prompt zijn achterstand inhalen, met het zeer snel verwerven van nieuwe woorden en zinswendingen. Deze situatie is niet onrustwekkend."Een moeilijkheid bij de diagnose van de taalontwikkelingsstoornis is dat de criteria die men hanteert niet overal even streng zijn, naargelang het land of de geraadpleegde studie", betreurt de Luikse onderzoeker. "In België stelt men de diagnose pas als de taalvaardigheid van het kind minstens twee standaardafwijkingen onder die van het gemiddelde ligt. In andere landen of studies stelt men zich tevreden met één standaardafwijking, zodat kinderen met een beperkte afwijking toch in de onderzoekspopulatie terechtkomen."Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis beginnen laattijdig te spreken en gaan traag vooruit, in een tempo dat verschilt naargelang de ernst van de stoornis. Veel deze kinderen moeten naar het buitengewoon onderwijs, ook wegens de secundaire problemen die hun aandoening met zich meebrengt. Gedragsstoornissen in deze groep omvatten niet alleen teruggetrokkenheid, maar soms ook woede of agressiviteit. Vaak voelen ze zich niet sociaal aanvaard. Het is voor hen moeilijk een gesprek aan te gaan, zeker als ze zich richten tot een ouder kind of een volwassene. Dit kan oorzaak zijn van depressie en angst, maar vooral sociale fobie.Stoornissen van de taalontwikkeling kunnen lexicaal, fonologisch of morfosyntactisch zijn. Bij de meeste kinderen zijn de laatste twee domeinen het ernstigst aangetast.Wat de fonologische stoornissen betreft, ziet men doorgaans dat het kind moeilijk een onderscheid kan maken tussen fonemen die ongeveer op dezelfde manier worden uitgesproken met een zeer korte klank (meer bepaald s en z, b en d). Het heeft moeilijkheden met het herkennen van medeklinkers en spreekt al te vaak met vereenvoudigde woorden. Het laat bijvoorbeeld de eindmedeklinker weg ('soe' in plaats van 'soep'), of ook sommige niet-beklemtoonde lettergrepen ('raf' in plaats van 'giraf').Wat de woordenschat betreft, spreken kinderen met een taalontwikkelingsstoornis hun eerste woord pas uit rond 23 maanden in plaats van 11 maanden. De eerste combinaties van woorden komen er rond 37 maanden, versus 17 maanden. Ze gebruiken veel minder werkwoorden dan kinderen van dezelfde leeftijd zonder taalontwikkelingsstoornis. Het geworstel met werkwoorden blijft zich voortzetten op schoolleeftijd. Vaak vinden ze niet het woord dat ze zoeken, zodat hun verhaal stilvalt of ze zich gaan behelpen met lange omschrijvingen en allesomvattende terminologie, zoals 'ding'. Volgens taalpatholoog Laurence Leonard van de universiteit van Purdue in de VS, is dit gestoorde woordvinden te wijten aan een abnormaal trage toegang tot de woorden die opgeslagen zitten in het langetermijngeheugen.De morfosyntaxis - wat in het gewone taalgebruik de spraakkunst heet - is er vaak nog het ergst aan toe. Het kind slaagt er niet in werkwoorden te vervoegen, laat hulpwerkwoorden weg, en gebruikt de infinitief in plaats van vervoegde tijden. Het kan vaak maar moeilijk het onderscheid maken tussen actieve en passieve zinnen. Complexe zinnen zijn helemaal een lastige opdracht. Op een hoger niveau hebben kinderen met een taalontwikkelingsstoornis problemen met het begrip van metaforen.De oorzaak van taalontwikkelingsstoornissen blijft tot op heden duister. Een paar hypothesen worden geformuleerd in een volgende editie.