Kunnen we praten over hoe we zoveel mogelijk mensen met psychische problemen kwaliteitsvol kunnen helpen, i.p.v. over psychiatrische bedden?
In het opiniestuk 'Zijn er nog te veel psychiatrische bedden in ons land?', in Artsenkrant van 30 maart 2021, herhaalt voorzitter Raf De Rycke zijn betoog van 2016 tijdens het 33ste congres van de Belgische Vereniging der Ziekenhuizen.
De internationale vergelijking van het aantal psychiatrische bedden wordt niet geactualiseerd, maar eerder dan het opdiepen van meer recente cijfers, lijkt het moment van publicatie van het opiniestuk van belang, nu minister Frank Vandenbroucke de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg als prioriteit naar voor schuift.
Het betoog beperkt zich tot de doelgroep van de volwassenen met ernstige psychische problemen, d.w.z. het cliënteel van de 12 Belgische psychiatrische ziekenhuizen gerund door de organisatie Broeders van Liefde.
Op zich is met bovenstaande restrictie niets mis ... ware het niet dat de hertekening van de gehele geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in België en Vlaanderen al langer dringend is en niet vooruit gaat. Minister Vandeurzen gaf begin 2018 tijdens een commissievergadering van het Vlaams parlement [1] grif toe dat: "in België de geestelijke gezondheidszorg zich om historische redenen zeer sterk achter de muren van ziekenhuizen afspeelt"- einde citaat.
The Economist Intelligence Unit zegt bij de voorstelling van haar 'Mental Health Integration Index (MHII), een maat voor de vermaatschappelijking van de GGZ, hierover, voor België: "the MHII is the result of strong policy in a number of areas. Too often, however, this policy is stuck at the planning stage, and has yet to be implemented. Belgium has the highest number of psychiatric beds per head of population in Europe (fig. 1) , with one of the slowest rates of decline in this figure. (...) The strong role of psychiatric institutions are hampering rapid change." [2]
Het besef van belangrijke onevenwichten in de besteding van publieke middelen voor de inrichting van de GGZ is niet nieuw. De nationale - nu federale - raad voor ziekenhuisvoorzieningen schreef 6 jaar terug in haar advies aan de minister [3] dat: "de mensen en middelen die op dit ogenblik voor de leeftijdsdoelgroep van de kinderen en jongeren worden ingezet duidelijk niet in verhouding zijn tot de persoonlijke en maatschappelijke last van de kinder- en jeugdproblematiek."
Men sprak toen over 'maatschappelijke last' en niet over 'investeren in de toekomst'. Op dat moment realiseerde men zich blijkbaar minder dan vandaag dat prioriteit geven aan een goed uitgebouwde GGZ, ambulant en residentieel, voor kinderen en jongeren meer ernstige of complexe problemen op latere leeftijd voorkomt. En dat investeren in een toegankelijke ambulante GGZ voor vaak voorkomende psychische stoornissen niet alleen economische winst oplevert, zoals gezondheidseconomen overtuigend aantoonden, maar mensen van alle leeftijden voor ernstiger leed behoedt.
"Momenteel ontbreekt een analyse van de vergelijking tussen de caseload en de turnover in de vroegere residentiële capaciteit", werpt voorzitter De Rycke op. Hierbij willen we opmerken dat het de huidige residentiële capaciteit is en de actuele gemiddelde behandelduur die de doorstroom bepalen, niet de cijfers uit het verleden.
Kunnen we praten over hoe zoveel mogelijk mensen met psychische problemen kwaliteitsvol te helpen, i.p.v. over psychiatrische bedden?
We sluiten ons evenwel graag aan bij de vraag naar betere, transparante en publiek beschikbare zorgdata, liefst in real time. Niet vanuit een 'analysis paralysis', maar als instrument om de vinger aan de pols te houden tijdens de shift naar een 'public health' aansturing van alle GGZ-budgetten.
Mochten chirurgen 100% zekerheid willen over de uitkomst alvorens een ingreep uit te voeren en de flexibiliteit missen om onvoorziene problemen te pareren, dan was het aantal overlijdens op de operatietafel niet te overzien. Helaas begint het, wat de GGZ betreft, hierop te lijken. Niet alleen in psychiatrische bedden maar ook in aantal suïcides steekt België de omliggende landen naar de kroon.
De centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) hebben niet gewacht met de analyse van de vergelijking tussen caseload en turnover in hun huidige capaciteit. Dit leidde in enkele centra reeds tot een merkelijke stijging van het aantal mensen dat kan geholpen worden. Het liet ook toe een realistische inschatting te maken van hoeveel capaciteit nodig is, gegeven een gemiddelde behandelduur en een gemiddelde behandelintensiteit, om tot een aanvaardbaar niveau van de wachttijden te komen, vanuit een gemiddelde zorgvraag.
Belangrijk hierbij is ook hoe we de verhouding met de capaciteit (budgetten) voor zelfstandige psychologen - met faire prestatieregeling - en de georganiseerde, brede basis-GGZ kunnen optimaliseren. Niet alleen de wachttijden in de CGG maar ook deze in de centra voor ontwikkelingsstoornissen (COS) en de centra voor ambulante revalidatie (CAR) verliezen we best niet uit het oog.
Mochten chirurgen 100% zekerheid willen over de uitkomst alvorens een ingreep uit te voeren en de flexibiliteit missen om onvoorziene problemen te pareren, dan was het aantal overlijdens op de operatietafel niet te overzien. Helaas begint het, wat de GGZ betreft, hierop te lijken
De Belgische welzijns- en gezondheidszorg is historisch gebaseerd op verplichte en sterke solidariteit: een gezamenlijk, maatschappelijk engagement tot vergaande sociale bescherming van alle leden van de bevolking. Het is dan ook maar normaal, om het met de woorden van prof. Dr. Philippe Delespaul, hoogleraar innovatie in de GGZ (universiteit Maastricht) te zeggen, wanneer hij het heeft over de hervormingen in de Nederlandse GGZ, en geciteerd door psychiater Jim Van Os [4]: "...dat het achterkamertjesoverleg waar de middelen verdeeld worden door geïnstitutionaliseerde belangenhouders moet vervangen worden door een breed maatschappelijk debat waar oog is voor het publieke karakter van de ggz" - einde citaat.
Het treft dat met de Staten-Generaal GGZ [5], door de gezamenlijke inzet van ervaringsdeskundigen, onderzoekers en bevlogen professionals uit alle geledingen, een werkbaar platform ontstaat om voorstellen te toetsen m.b.t. wat er met onze overheidsmiddelen moet of kan gebeuren. Het kan tegengewicht bieden aan gestolde machtsverhoudingen, conformisme en groepsdruk in klassieke overlegstructuren.
De Staten-Generaal Geestelijke Gezondheid kan tegengewicht bieden aan gestolde machtsverhoudingen, conformisme en groepsdruk in klassieke overlegstructuren
Ik sluit af met een observatie van wijlen Prof. dr. Sir Ken Robinson, die ik in 2009 mocht ontmoeten, voormalig hoogleraar (kunst)onderwijs aan de Universiteit van Warwick en internationaal expert en pleitbezorger van creativiteit en innovatie in het onderwijs en het bedrijfsleven.
Tijdens een briljante lezing voor de Royal Society for the encouragement of Arts, Manufactures & Commerce (RSA, UK), in 2008, verwees hij naar de overheidsuitgaven van Californië voor wat we bij ons het hoger gemeenschapsonderwijs en het universitair onderwijs noemen en voor het gevangeniswezen aldaar. Uitgaven in Californië (2007) voor onderwijs: 3 miljard dollar en voor het gevangeniswezen... 9 miljard dollar. Zijn punt was dat de hoge criminaliteitsgraad er als het ware geprogrammeerd zit in het systeem, het samenlevingsverband. Iets om over na te denken bij het kijken naar de huidige allocatie van middelen voor de GGZ.
Referenties
[1] Vlaams parlement, Commissie WVG - 874 (2017-2018)
[2] The Economist Intelligence Unit Ltd. (2014) Belgium MHII Country Report - Struggling to break free from the past.
[3] NRZV/D/446-2 (2015)
[4] socialevraagstukken.nl/ggz-debat-gaat-niet-over-vervangen-van-modellen/
[5] statengeneraalggz.be/