Het was kalmpjes in de Hubo die ochtend. Statig maar resoluut stapte ze op de kassière af. In haar kielzog slofte een slonzige, frontaal kalende man. Het kon haar echtgenoot zijn, maar evengoed een dociele schoonzoon. De kranige mater familias vuurde ongeduldig haar vraag af: "Zijn er geen mondmaskers meer?". De voluptueuze kassière kon haar kleindochter zijn. Ze draaide met haar ogen alvorens met een diepe zucht te antwoorden: "Ach neen, die zijn al een paar dagen allemaal uitverkocht".