Sparen en beleggen loont. Investeren in financiële producten is echter niet gratis. Er komen meestal kosten bij kijken: voor de dienstverlening, maar soms ook aangevuld met belastingen. Wat u uiteindelijk uitgeeft aan kosten kan sterk uiteenlopen. Goed uitzoeken waarvoor u nu juist betaalt, kan u dus een flinke duit besparen...
...
Als boutade zou je kunnen stellen dat het basissparen, dus het geld dat u op een spaarboekje hebt staan, het duurst is: want zelfs al houdt u rekening met de recente stijging van de rente, toch is de inflatie al meer dan een jaar zo hoog dat uw kapitaalverlies oploopt tot ettelijke procenten per jaar. Wie in aandelen of in obligaties belegde was natuurlijk nog slechter af, maar daar kunnen we hopen op een inhaalbeweging... Strikt genomen kost een depositoboekje of spaarrekening niets: voor zover wij weten rekent geen enkele bank openings- of beheerskosten aan. Maar toch zitten er ook hier enkele addertjes onder het gras waarvan u beter op de hoogte bent. Vanuit fiscaal oogpunt zijn twee situaties van belang. Ten eerste bestaan er zowel gereglementeerde als niet-gereglementeerde spaarrekeningen, hoewel deze laatsten weinig voorkomen. Dezelfde instelling kan beide aanbieden, zoals bij de online bank MeDirect. Een ongereglementeerde rekening geeft de bank meer vrijheid, vooral wat betreft de rente. Het grote nadeel is dat deze rente onderworpen is aan een roerende voorheffing van 30%, terwijl de rente op een gereglementeerde rekening is vrijgesteld tot ? 980 per jaar per persoon. En gaat u boven dit bedrag, dan geldt er nog steeds een voorkeurstarief van 15%. Maar qua veiligheid hoeft u zich bij de niet-gereglementeerde evenmin zorgen te maken: deze rekening geniet ook van een overheidsgarantie tot ? 100.000 per bank en per persoon. Wat betreft de rentes op spaarboekjes is het verschil nu al zeer groot, van 0,25% (Fortis) tot 1,75% (Santander) of nog hoger! Maar de diversiteit van de formules die worden aangeboden is groter dan ooit. Het hoogste tarief van Santander (Vision Max-rekening, 2%) geldt enkel voor bedragen tussen de ? 125.000 en 200.000. Een andere rekening van Santander, de Vision Plus, brengt bijna evenveel op: 1,75%, maar daar weegt de getrouwheidspremie (1,10%) meer door in het totaal. Dit is nog opvallender bij concurrent NIBC, waar niet minder dan 1,10% van de totale 1,40% bestaat uit een getrouwheidspremie. Bij de grote banken Belfius en Fortis zien we nu ook gelijkaardige acties, met naast de basisspaarrekening ook formules met hogere rente via een getrouwheidspremie. De conclusie is duidelijk voor de spaarder: is hij er (bijna) zeker van dat hij zijn geld langer dan een jaar kan laten staan, moet hij kiezen voor een rekening op langere termijn. Maar spaart u voor een kortere termijn, dan kies je best voor de rekening met de hoogste basisrente. Test-Aankoop rekende een aantal voorbeelden uit: op een depositorekening van ? 5.000 leveren de basisspaarrekeningen van Belfius en Fortis na zes maanden respectievelijk ? 9 en ? 4 op. Na één jaar brengen hun Fidelity- en Plus-rekeningen respectievelijk ? 40 en ? 63 op! Sparen is gratis, maar beleggen niet. De aankoop van fondsen en beveks brengt kosten met zich mee. Deze zogenaamde 'instapkosten' bedragen vaak 2,5%, soms zelfs 3%. Dat kan u hoog vinden en terecht: een goede klant krijgt meestal makkelijk een lager tarief aangeboden. Dit komt omdat sommige banken op dit gebied toch veel minder gulzig zijn. Deutsche Bank bijvoorbeeld rekent slechts 1,5% aan voor haar basisaanbod, terwijl dat bij Keytrade Bank 0% bedraagt. Een fonds verkopen om een ander fonds te kopen, een zogenaamde conversie, leidt in principe tot nieuwe kosten, maar er zijn uitzonderingen. Zowel bij Belfius als bij Fortis valt de instapvergoeding van het nieuw aangekochte fonds weg als er al een instapvergoeding aan een gelijkwaardig percentage bij het verkochte fonds werd betaald. Anders hoeft u enkel het verschil bij te betalen. Bij Belfius preciseert men dat er geen instapkosten zijn als u een extern fonds verkoopt om een 'huisfonds' van de bank te kopen. Keytrade rekent voor transfers wel ? 18,15 per effect aan, maar betaalt de transferkosten van effecten van een andere bank terug tot ? 2.500 per kalenderjaar. Hetzelfde principe geldt bij MeDirect, met een maximum van ? 500. De tijden dat waardepapier in een kluis werd bewaard, zijn al lang vervlogen. Nu zijn effecten immaterieel en staan ze geregistreerd op een rekening bij een financieel makelaar. In ruil daarvoor wordt een zogenaamd bewaarloon betaald, dat bij de grote banken ongeveer 0,25% per jaar bedraagt, eventueel met een minimum per effect en plus dossierkosten. In werkelijkheid geldt dit tarief enkel voor aandelen en 'externe' fondsen, aangezien er geen kosten zijn voor interne en daaraan verwante fondsen, die rechtstreeks door de financiële instelling worden voorgesteld. Zo biedt ING een vrij breed scala van fondsen van grote internationale beheerders aan. Toch rekenen een aantal banken helemaal geen bewaarloon aan. En dat zijn niet alleen online banken, maar ook bekende namen als Argenta en KBC/CBC. Via de TOB, de taks op beursverrichtingen, eist de fiscus ook een deel van de kosten op die beleggers moeten betalen. De aan- en verkoop van een effect op de beurs is onderworpen aan belasting en dit aan een standaardtarief van 0,35%. Dat bedrag wordt wel geplafonneerd. Goed nieuws? Niet echt, want dit plafond is vastgelegd op ? 1.600, wat overeenkomt met een transactie van ? 457.143. Een aanzienlijk bedrag voor een particuliere belegger, zoveel is duidelijk! Dit standaardtarief van 0,35% geldt voor aandelen en obligaties, maar niet voor fondsen en beveks, tenzij ze niet als openbaar worden gekwalificeerd in België. Dat is het geval als ze niet geregistreerd zijn bij de FSMA, de Belgische toezichthouder op de financiële markten, met ook als taak om beleggers te beschermen. Voor openbare beveks en fondsen, dus deze die wel in België zijn geregistreerd, gelden er verschillende tarieven die variëren naargelang het type van bevek. Zoals bekend bestaan er twee soorten: distributie- en kapitalisatiebeveks. De eerste, zoals de naam al aangeeft, keert (vaak eenmaal per jaar) de ontvangen coupons en dividenden van de obligaties en aandelen in de portefeuille opnieuw uit aan de belegger. Die laatste is daarop dan 30% roerende voorheffing verschuldigd.De kapitalisatiebevek daarentegen int deze coupons en dividenden, maar herbelegt ze onmiddellijk. Dit type bevek kapitaliseert dus deze inkomsten. De belegger profiteert hier ook van, maar omdat hij geen dividend ontvangt, betaalt hij ook geen roerende voorheffing op deze inkomsten. Dit voordeel moet dus in de ogen van de fiscus worden 'gecompenseerd' en daarom verschilt de TOB sterk naargelang het type: nauwelijks 0,12% voor de distributiebevek (met een maximum van ? 1.300) maar 1,32% voor de kapitalisatiebevek, met een maximum van ? 4.000. Ook deze maxima zijn weinig interessant voor de kleine belegger, want voor een distributiebevek betekent dit dat u al een transactie van meer dan ? 1 miljoen moet uitvoeren om dit plafond te bereiken... De term TOB is in feite een verkeerde benaming, want de taks wordt niet alleen aangerekend bij beursgenoteerde fondsen en beveks: hij geldt van zodra deze producten bij de FSMA zijn geregistreerd. Toch kan het al dan niet op de beurs genoteerd zijn een verschil maken. Voor kapitalisatiedeelbewijzen geldt de TOB van 1,32% bij aankoop en verkoop door de belegger als het product beursgenoteerd is, maar alleen bij verkoop als dit niet het geval is. Ingewikkeld... Daarnaast kan de fiscus ook de gerealiseerde meerwaarde bij de doorverkoop van het fonds belasten. Als ten minste 10% van het fonds in obligaties is belegd, wordt op die meerwaarde een roerende voorheffing van 30% geheven, in verhouding met het gewicht van de obligaties. In een fonds met 65% aandelen en 35% obligaties zal dus 35% van de meerwaarde belast worden tegen 30%. Deze drempel van 10% obligaties geldt voor fondsen die sinds 1 januari 2018 zijn aangekocht, daarvoor lag die drempel op 25%. Weetje: het fiscale regime is compleet anders wanneer u belegt in fondsen, maar dat doet via een verzekeringscontract. De belegger is dan geen TOB verschuldigd, maar betaalt wel een instapbelasting van 2%. Tegelijk ontsnapt hij aan de roerende voorheffing en een vermogenswinstbelasting.