Een aantal ziekenhuizen zijn volop bezig open disclosure te integreren in de veiligheidscultuur van de instelling. We vroegen drie hoofdartsen hoe ze daarbij te werk gaan.
...
Het UZ Leuven is nu een dik half jaar bezig met de implementatie. "Daar is veel voorbereidend werk aan voorafgegaan", zegt professor Gert Van Assche. "We hebben met de kwaliteitscel alle betrokkenen gehoord. Onze 'consensus policy' werd met iedereen afgetoetst - ook met de verzekeraar. Die werd dan breed gecommuniceerd en vervolgens zijn we ermee van start gegaan." In AZ Herentals loopt de implementatie nu al een dikke twee jaar. Dokter Filiep Bataillie vertelt bezield over de voorbereiding ervan: "Vooral de bewustwording van het belang van open disclosure is cruciaal." De aanleiding om te werken aan de implementatie van open disclosure was de Qualicor-accreditering van het ziekenhuis, die een regeling ervan vereist. Maar Bataillie is heel overtuigd van het belang van open disclosure. "Het is zoals met handhygiëne: open disclosure is noodzakelijk ook zonder accreditering." Ook in AZ Herentals werd eerst gewerkt aan een onderbouwd 'Kennisdocument'. Toen de besprekingen waren afgerond, werd dat breed verspreid - gekoppeld aan een affichecampagne. Maar vooral twee debatavonden hadden een groot effect. Daar kwam Kris Vanhaecht spreken en ook de auteur van het toneelstuk Hybris, Christophe Aussems. "Hybris is een aangrijpend stuk, over een patiënt en een chirurg - first en second victim. We zagen het stuk in Hasselt, waar dokter Jos Vandekerkhof het had laten programmeren. Maar dat waren de laatste voorstellingen. Aussems bracht naar Herentals alleen enkele videofragmenten mee." De debatavonden waren een succes. "Door omstandigheden hadden veel medewerkers het moeten missen. Maar toen ze hoorden dat het zo interessant was, vroegen ze ons om het opnieuw te organiseren. Een tweede avond volgde een vijftal maanden later." Ondertussen werd het thema open disclosure druk onder de medewerkers besproken. "Veel mensen waren van in het begin mee - maar anderen steigerden aanvankelijk bij de idee. Een speciale plaats in de discussie namen incidenten met 'no harm' in: moet je de patiënt bijvoorbeeld vertellen dat hij per abuis een pilletje met paracetamol kreeg?" Ondertussen zijn de aanvankelijke tegenstanders ook wel overtuigd van het nut van open disclosure, meent Bataillie. Ook om transparant te zijn over incidenten waarbij de patiënten geen schade hebben geleden. "Die eerlijkheid inspireert dikwijls juist vertrouwen bij de patiënt." Dat de zorgverleners algemeen overtuigd zijn van het belang van open disclosure is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle implementatie in het ziekenhuis, meent Bataillie. Dokter Jos Vandekerkhof, hoofdarts van Jessa Ziekenhuis in Hasselt, organiseerde ook een debatavond over open disclosure voor de medewerkers van het ziekenhuisnetwerk. Maar met de implementatie staat het in Hasselt nog niet zover. "Open disclosure gebeurt nu soms ad hoc na een ernstig incident", vertelt Vandekerkhof. "Maar er is veel variatie. De ene dienst haalt er iemand bij van de ombudsdienst (die volgens het Raamwerk beter onafhankelijk blijft, n.v.d.r.), in de andere halen de artsen er liever niemand van buiten de dienst bij." Aan een uniforme procedure wordt volop gewerkt, maar beslist is om dat met de vier ziekenhuizen van het Andreaz-netwerk samen te doen. "Een aantal artsenassociaties is ook in de verschillende ziekenhuizen actief - reden te meer om naar uniformiteit in het netwerk te streven." Volgens Vandekerkhof is een uitgewerkte leidraad en input van expertise in het proces heel belangrijk. "Met een slecht uitgevoerde open disclosure kun je de zaken ook wel erger maken." De hoofdartsen onderstrepen dat open disclosure geen breuk vormt met het verleden - ook vroeger werd na een incident daarover met de patiënt gepraat. Maar er was onzekerheid over wat men de patiënt kon vertellen, bezorgdheid over de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Het Raamwerk van de LIGB brengt daar nu duidelijkheid over.In UZ Leuven en AZ Herentals is open disclosure ondertussen de norm geworden. "Bij ieder patiëntveiligheidsincident (PVI) dat wordt gemeld, zal de Kwaliteitscel bij de analyse bevragen of er een open disclosure is gebeurd", vertelt Van Assche. In AZ Herentals kan bij de digitale aangifte van een PVI het plaatsvinden van open disclosure worden aangekruist. "Dat is voor ons ziekenhuis een kwaliteitsparameter. In ons dashboard staat als indicator hoe vaak het gebeurt." In UZ Leuven en AZ Herentals is ook een evaluatie door de cel Kwaliteit gepland - met een eventuele bijsturing van het beleid. "Het is niet zo dat we systematisch gaan bevragen bij artsen of ze wel een open disclosure hebben gedaan", vertelt Van Assche. "Maar we herhalen wel telkens dat het mag, en dat het zelfs wordt verwacht." Volgens hem zijn de meeste artsen vragende partij voor een open disclosure. "Artsen willen de beste zorg leveren. Ze voelen er zich niet goed bij als zich een complicatie voordoet. Wel is het belangrijk dat open disclosure met het team gebeurt." Voor Bataillie is de bereikbaarheid van de leidinggevende van de zorgverlener erg belangrijk bij een incident. "De aandacht gaat vanuit een no-blamecultuur naar ondersteuning voor de zorgverlener: 'Hoe gaan we dat aanpakken en het gesprek doen? Wie van het team wil je daarbij hebben? Wanneer plan je het te doen? Heb je er al over nagedacht wat je gaat zeggen?'" Vandekerkhof vertelt hoe in het Andreaz-netwerk het uitwerken van een procedure voor open disclosure gekoppeld wordt aan één voor het second-victimbeleid: "Een arts moet een schuldgevoel wanneer er iets fout is gelopen, niet voor zich blijven uitschuiven. Hij moet erover kunnen praten." Anders dreigt zijn situatie alleen maar te verergeren, meent hij. De hoofdartsen onderstrepen ook het belang van een pauze wanneer zich een ernstig incident heeft voorgedaan. "Zeg je overige afspraken voor die dag af", raadt Bataillie aan. "Je zult niet de patiënt willen zijn die als volgende aan de beurt is na een fout gelopen ingreep", meent Vandekerkhof. Hij onderstreept ook het belang van het leermoment bij een PVI met open disclosure. Vooral als het gaat om een procedure die frequent plaatsvindt, moeten uit het gebeurde lessen worden getrokken. Wie moet de open disclosure doen? "Dat is aan de behandelend arts. Hij is het bekende gezicht voor de patiënt. Hij zal zijn spijt willen betuigen en het vertrouwen herstellen", benadrukt Van Assche. Maar de arts moet het niet alleen doen. "Hij kan eventueel een beroep doen op een meer ervaren collega. En het is niet een jonge, startende arts die een open disclosure moet voeren. Jonge artsen hebben extra ondersteuning nodig, een veiligheidsincident kan bedreigend zijn voor de carrière." Voor Vandekerkhof lijkt het aangewezen dat een ervaren bemiddelaar bij het gesprek aanwezig is. "Liefst een neutraal persoon, die daarvoor training heeft gevolgd."Communicatietrainingen worden doorgaans georganiseerd op aanvraag. "Sommige zorgverleners hebben genoeg aan enkel handvatten, andere hebben behoefte aan een uitgebreidere training", vindt Bataillie. "Communicatietraining kan dienen voor heel wat situaties", denkt Vandekerkhof. "De arts als communicator verdient in de opleiding een betere plaats. Maar stilaan groeit bij de ziekenhuisartsen het inzicht dat zogenaamde soft skills ook belangrijk zijn."Artsen-specialisten in opleiding maken bij de 'onboarding' in het UZ Leuven kennis met de leidraad rond open disclosure - en tijdens hun opleiding is er voor communicatietraining nu wel ruimere aandacht, meent Van Assche.Of het aantal rechtszaken effectief afneemt, zal moeten blijken uit de evaluatie, vertelt Van Assche. Dokter Vandekerkhof is ervan overtuigd dat open disclosure het aantal procedures inzake de beroepsaansprakelijkheid zal verminderen. Maar hij waarschuwt wel tegen onrealistische verwachtingen. "Sommige patiënten delen bij de start van open disclosure mee dat ze toch een procedure zullen starten, wat er ook gebeurt", vertelt hij. "Maar patiënten onderschatten de mogelijkheid van complicaties en denken te snel aan een medische fout. Wanneer ze later inzien dat het toch om een complicatie gaat, zien ze soms wel af van hun klacht of een rechtszaak." Dat onderstreept voor hem ook het belang om tijdens het gesprek voor de patiënt begrijpelijke taal te gebruiken. Artsen en medewerkers van het zorgteam zijn gebonden aan het beroepsgeheim, de patiënt niet. Vooral als de patiënt in de pers zijn verhaal gaat doen, kan dat leiden tot pijnlijke situaties. Maar het blijft belangrijk daar discreet mee om te gaan, benadrukt Vandekerkhof. Open disclosure begint onmiddellijk na het incident, waarschuwt Van Assche - zeker binnen de 24 uur. "Als je lang wacht om aan open disclosure te doen, zal de patiënt zijn eigen verhaal construeren en daar nog moeilijk van loskomen", weet Bataillie. "Als je bij een ernstig incident wacht met open disclosure, dreigt de geruchtenmolen te gaan draaien", waarschuwt Vandekerkhof.