Mucoviscidose is een recessief autosomale erfelijke ziekte, met een heel hoog dragerschap in ons land van 1 op de 20 tot 25 personen. Dat maakt van mucoviscidose een van de meest voorkomende genetische aandoeningen. Door dit hoge dragerschap zien we regelmatig nieuwe diagnoses, legt prof. dr. Kim Van Hoorenbeeck (kinderlongarts, Koningin Mathilde Moeder- en kindcentrum UZA, Antwerpen) uit. Toch is dit niet altijd de klassiek gekende vorm.
...
Bij mucoviscidose worden de chloorkanalen niet aangemaakt of functioneren ze slecht als gevolg van een mutatie in het CFTR-gen (Cystic Fibrosis Transmembrane conductance Regulator). Dat gen codeert voor het eiwit dat in de celwand van onder andere longen en pancreas een kanaaltje vormt voor het transport van water en zout in en uit de cel. De zweettest is dan ook de test bij uitstek om in eerste instantie te screenen."Er zijn veel verschillende mutaties met elk hun eigen effect op het chloorkanaal. Al die mutaties geven aanleiding tot een bepaalde klasse van defect. Een klasse 1-mutatie is bijvoorbeeld een mutatie waarbij er geen chloorkanaal wordt aangemaakt en geeft daardoor een veel ernstiger ziektebeeld dan een klasse 5-mutatie. We kennen intussen een groot aantal mutaties, maar het onderzoek loopt nog steeds. Sommige mutaties komen frequenter voor: als we een eerste genetische screening aanvragen worden de 50 meest frequente mutaties gescreend. Indien negatief wordt de screening daarna uitgebreid tot heel het CFTR-gen om ook de minder klassieke mutaties op te sporen, zeker bij een kind met een afwijkende zweettest en een klinisch beeld dat mucoviscidose doet vermoeden. We proberen onze diagnose altijd genetisch te bevestigen."De genetische afwijking bepaalt de mate van long- en/of pancreaslijden. Zo zijn er patiënten met geïsoleerde pancreasinsufficiëntie, of geïsoleerd longlijden. Dat hangt samen met de klasse van mutaties. Bij een bepaald genotype verwacht men een bepaald fenotype. "Een patiënt die homozygoot is voor de bij ons meest voorkomende mutatie, F508 del, zal een klassieke mucoviscidose ontwikkelen met een heel grote kans op ernstig longlijden, pancreasinsufficiëntie, enzovoort." Met als gevolg dat de therapie na de diagnose agressiever zal starten, dan wanneer het om een patiënt gaat met twee atypische mutaties waarbij een veel milder klinisch beeld optreedt.Er bestaat een internationale database waarin alle verschillende mutaties worden bijgehouden, evenals de klinische gegevens die eraan gerelateerd zijn. "Door de twee mutaties van de patiënt in te geven in de databank, kan je de te verwachten klinische evolutie op lange termijn voor die patiënt zien. Dat is vooral interessant voor de minder klassieke mutaties."Het doel van de behandeling is om zo weinig mogelijk longschade te hebben en de vorming van bronchiëctasieën tegen te gaan. Hoe vroeger men begint, hoe meer de evolutie in die richting kan worden afgeremd. De diagnose van mucoviscidose is bij de geboorte niet altijd duidelijk, tenzij bij meconiumileus of prenatale diagnose. De evolutie en de presentatie van de symptomen kunnen heel divers zijn. Bijvoorbeeld na de geboorte veel slijmproductie en productieve hoest blijven houden, frequente luchtweginfecties, ook lage luchtweginfecties, afwijkende groeicurven. Soms is het beeld subtieler. "Zo hadden we een patiënt met postnataal alleen tachypneu, die echter maanden bleef aanhouden. In de uitwerking werd een zweettest uitgevoerd die de diagnose van mucoviscidose aan het licht bracht. Het is dus niet altijd evident om deze kinderen klinisch op te pikken. Bij eerstelijnsartsen moet er een alarmbelletje rinkelen als er bij jonge kinderen te vroeg en algemeen te veel uitgesproken luchtweginfecties zijn met productieve hoest, en de evolutie met herstel niet is zoals verwacht."Bij zulke kinderen met alarmsymptomen dient laagdrempelig een zweettest te worden uitgevoerd. "Want hoe vroeger de diagnose gesteld en hoe sneller de therapie kan beginnen, hoe beter de outcome zal zijn. We zijn dan ook blij dat het dossier van de neonatale screening in een stroomversnelling zit."De diagnose van mucoviscidose kan bij jongvolwassenen of volwassenen ook nog worden gesteld omdat op dat moment pas aan muco wordt gedacht, bijv. bij frequente sinusitiden die ondanks ettelijke ingrepen niet onder controle geraken.Kinderen bij wie de diagnose bevestigd is, worden over het algemeen in een mucocentrum opgevolgd door een multidisciplinair team bestaande uit longarts, maagdarmspecialist, voedingsdeskundige, verpleegkundige, psycholoog, maatschappelijk werker, kinesitherapeut, NKO-arts, gynaecoloog, geneticus,... "Het voordeel van de mucocentra is dat alle expertise er onder één dak zit en dat de patiënten op alle fronten worden opgevolgd. Maar dat doen we vaak in overleg met de kinderarts of de huisarts van de patiënt, die de patiënt tussendoor ook ziet."De klassieke mucopatiënt krijgt kinesitherapie, aerosoltherapie, pancreas -enzymen, frequent antibiotica, ... en is verscheidene uren per dag met zijn therapie bezig. De mucozorg is de laatste 30 jaar echter sterk verbeterd waardoor "we ervan uitgaan dat jonge kinderen die nu een diagnose krijgen, een veel betere levensverwachting hebben naar levensduur maar ook naar levenskwaliteit, dan de patiënten die op dit moment 30 tot 40 jaar oud zijn."Er zijn nieuwe moleculen in ontwikkeling die op zich geen genezende behandeling zijn, maar toch de basis van het defect in het chloorkanaal aanpakken. Ze zorgen ervoor dat het chloorkanaal zo goed mogelijk functioneert. Het gaat om correctors (corrigeren) en potentiators (versterken) en dat voor verschillende klassen mutaties. "Klinisch wordt de patiënt daarmee stabieler. Hij kan vaak nog in longfunctie winnen en doet minder infectieuze opstoten. Actueel is er één potentiator beschikbaar in België voor patiënten met een welbepaalde klasse mutaties in het CFTR-gen, die op de therapie zullen reageren (ivacaftor).Voor een combinatie van een corrector en een potentiator (lumacaftor/ivacaftor) die voor onze meest frequentie mutatie (F508 del) zou geïndiceerd zijn, is het terugbetalingsdossier in België nog niet rond. Dit is natuurlijk voor patiënten zeer hoopgevend, want momenteel komt dit het dichtst in de buurt bij een genezende behandeling. En er worden nog veel gelijkaardige moleculen getest...