...

Functionele buikpijn is een vorm van chronische buikpijn, wat betekent dat de buikpijn minstens twee maanden aanwezig is. "Rond chronische buikpijn bij kinderen zijn de prevalentiecijfers in de literatuur sterk uiteenlopend", zegt dr. Sophie Wouters (pijnspecialist, dienst kindergeneeskunde UZ Gent). "Op onze raadpleging hier in Gent gaat ongeveer één derde van de raadplegingen voor chronische pijn bij kinderen over buikpijn. In grote lijnen mag men stellen dat een ander derde wordt opgeëist door hoofdpijn en het laatste derde door musculoskeletale pijn." Chronische buikpijn komt meestal voor bij kinderen op de leeftijd van de lagere school, terwijl andere pijnproblemen veeleer bij oudere kinderen voorkomen.Als een kind zich voor het eerst aanmeldt met buikpijn, moet de arts bedacht zijn op een aantal rode vlaggen. Volgende afwijkingen moeten worden uitgesloten, op basis van een zorgvuldige anamnese en dito lichamelijk onderzoek: · Familiale voorgeschiedenis van chronisch inflammatoir darmlijden, coeliakie of maagzweren. · Aanhoudende of onverklaarde koorts. · Moeilijkheden of pijn bij het slikken, persisterend braken, gastro-intestinaal bloedverlies (via braken of anaal), nachtelijke diarree. · Gewichtsverlies of afbuigende groeicurve, vertraagde puberteit. · Icterus. · Gewrichtslijden. · Huiduitslag (in het bijzonder erythema nodosum). · Zeer gelokaliseerde pijn (in het bijzonder in de rechter fossa iliaca en het rechter hypochondrium). · Abdominale massa. · Hepatosplenomegalie. · Perianale letsels (fistels, ulcera, ...). · Spinale afwijkingen. Als deze afwijkingen niet aanwezig zijn bij een kind met chronische buikpijn, kan men een functionele stoornis overwegen. De Rome IV-criteria definiëren vier types functionele buikpijn: functionele dyspepsie, prikkelbaredarmsyndroom, abdominale migraine en niet anders gespecificeerde functionele abdominale pijn.(*) Klinisch is functionele buikpijn vaak peri-umbilicaal of vaag abdominaal gelokaliseerd bij verder gezonde kinderen. Er wordt vaak een link met stressvolle gebeurtenissen geïdentificeerd. Snelle geruststelling is nodig binnen een goede arts-patiëntrelatie. Daarnaast is duidelijke communicatie tussen zorgverleners belangrijk om nodeloze extra onderzoeken te voorkomen die vaak leiden tot een wantrouwen en frustratie bij patiënten en hun ouders. Over het algemeen wordt een behandeling voorgesteld volgens het biopsychosociaal model. Eventueel kunnen de ROME IV-criteria gebruikt worden voor educatie van de patiënt en ouders. Specifieke biomedische therapieën worden hieronder per type functionele buikpijn besproken. Psychologische behandeling bestaat meestal uit afleidingstechnieken, aanpak van angstsymptomen, aanleren van coping strategieën en eventueel cognitieve gedragstherapie. Sociale therapie slaat op school(re)integratie, fysieke reconditionering, relaxatietherapie en andere. Functionele dyspepsie wordt gekenmerkt door epigastrische pijn na de maaltijd en een snel opkomend verzadigingsgevoel tijdens het eten, dat kan gepaard gaan met een volheidsgevoel. De Rome IV-criteria voegen daaraan toe dat er geen andere verklaring voor deze klachten mag bestaan. "Ik wil benadrukken dat een gastroscopie hier niet nodig is in aanwezigheid van de hogergenoemde rode vlaggen", merkt dr. Wouters op. De volgende biomedische behandelingen voor functionele dyspepsie kunnen overwogen worden: voedingsaanpassingen (vermijden van cafeïne en sterk gekruide of vette voeding), PPI's, een antihistaminicum. Bij resistente gevallen bevelen de richtlijnen het gebruik van een tricyclisch antidepressivum aan. Na vier weken probeert men de medicatie af te bouwen, conform de richtlijnen. Sophie Wouters: "In de praktijk wordt vaak gezien dat langere behandeling nodig is. Een goede counseling van de patiënt en zijn/haar ouders op voorhand is aangewezen, zeker gezien de beperkte te verwachten impact van de farmacologische behandeling." Bij prikkelbaredarmsyndroom is er buikpijn voor tenminste vier dagen per maand en is de pijn gerelateerd aan defecatie of is de pijn geassocieerd aan een verandering in de frequentie of de consistentie van de stoelgang. "Chronisch geconstipeerde patiënten vallen niet in deze categorie", onderstreept dr. Wouters. "Bij iemand met een functionele stoornis die chronisch geconstipeerd is, stelt men de diagnose van functionele constipatie (zie kader Een breder plaatje). Als een patiënt geconstipeerd is en er blijft buikpijn bestaan na doeltreffend behandelen van de constipatie, dan mag men wél de diagnose van prikkelbaredarmsyndroom overwegen." De behandeling van prikkelbaredarmsyndroom berust vooral op psychotherapie. De Rome IV-consensustekst verwijst ook naar behandeling met pepermuntolie. De recentste richtlijnen vermelden het nut van een mediterraan dieet, maar dit is nog weinig onderzocht. "Ook voor een low-FODMAP-dieet zijn de bewijzen nog beperkt, terwijl het toch wel om een ingrijpende voedingsaanpassing gaat", aldus dr. Wouters. "Als het gezin ervoor gemotiveerd is, kan men het hiervoor door een diëtist laten begeleiden. Voorzichtigheid is geboden, om te vermijden dat het kind door het dieet een afbuigende gewichtscurve ontwikkelt." Abdominale migraine verwijst naar recurrente episodes van acuut opkomende hevige buikpijn, die doorgaans peri-umbilicaal gevoeld wordt. De aanvallen duren minstens een uur en zijn bijzonder invaliderend, met een belangrijke impact op het functioneren. Voor de diagnose moeten minstens twee van de volgende begeleidende symptomen aanwezig zijn: fotofobie, hoofdpijn, bleekheid, misselijkheid, braken, anorexie. Uitlokkende factoren zijn voornamelijk vermoeidheid, onvoldoende calorieopname en stress. Als de pijn eenmaal geweken is, kan de patiënt dagen of weken klachtenvrij blijven. De kans is groot dat hij later in het leven migraine ontwikkelt. Er bestaat overigens vaak een familiale voorgeschiedenis van migraine. De aanvallen kunnen behandeld worden met een triptaan vanaf de leeftijd van 12 jaar, en met paracetamol of een NSAID bij jongere kinderen (triptanen zijn in deze leeftijdsgroep niet onderzocht). Eventuele profylactische behandelingen kunnen een tricyclisch antidepressivum of propranolol zijn, naast het vermijden van uitlokkende factoren. Patiënten met niet anders gespecificeerde functionele buikpijn hebben minstens viermaal per maand een episode van buikpijn, die niet gerelateerd is aan factoren die typisch zijn voor de hierboven opgesomde beelden: voeding, stoelgang - en ook niet aan de menstruatie. Deze vorm komt veel meer voor bij meisjes dan bij jongens. De behandeling bestaat voornamelijk uit educatie (informatie rond viscerale overgevoeligheid) en het versterken van de copingstrategieën in situaties die uitlokkend blijken te zijn. Richtlijnen wijzen ook op het nut van hypnose.