Het geheugen is niet monolitisch. In werkelijkheid hebben we meer dan één geheugen. Er zijn verschillende systemen en subsystemen, die samenwerken.
...
Hoeveel boeken en internetsites houden niet de belofte op dat ze u kunnen helpen uw geheugen aan te scherpen aan de hand van oefeningen? In werkelijkheid zijn dat loze beloften, want geheugenoefeningen op de computer, puzzels of het van buiten leren van woordenlijsten, bijvoorbeeld, verbeteren niet de globale geheugenprestaties en helpen niet tegen verschillende geheugenklachten die mensen kunnen uiten: zich de naam van bekende personen niet kunnen herinneren, afspraken vergeten, moeilijkheden hebben om een gesprek te volgen, regelmatig zijn sleutels verliezen, ... De mechanistische perceptie van het geheugen als een monolithische entiteit waarvan het gedrag vergelijkbaar zou zijn met dat van een spier is al vijftig jaar geleden verlaten. Dit ondergraaft de geloofwaardigheid van wondermiddelen die worden aangeprezen om de geheugencapaciteit te verbeteren of te herstellen, soms onder het mom van een misleidende terminologie, zoals 'mentale gymnastiek'.Volgens de huidige modellen is het geheugen meervoudig. Het bestaat uit verschillende, aparte systemen en subsystemen, die samenwerken. De cerebrale netwerken die de verschillende geheugentypes onderbouwen, berusten op neuro-anatomische substraten, waarvan sommige onderdelen maar tot één substraat behoren en andere gemeenschappelijk zijn. Dit concept van het meervoudig geheugen heeft geleid tot een grondige herziening van de behandeling van geheugenstoornissen.De Canadese psycholoog Endel Tulving (1927-2023) van de universiteit van Toronto definieerde in 1972 het episodische en het semantische geheugen. In 1995 stelde hij voor vijf geheugensystemen te onderscheiden: het episodische geheugen, het semantische geheugen, het procedurele geheugen, het perceptieve representatiesysteem(1) en het werkgeheugen. De eerste vier maken deel uit van het langetermijngeheugen. Het werkgeheugen leent zich tot memorisatie op korte termijn. Het model van Tulving oogstte veel succes, maar andere auteurs hebben het achteraf aangepast en uitgebreid. Prof. Steve Majerus, hoofd van de Unité de recherche en psychologie et neurosciences cognitives (PsyNCog) aan de universiteit van Luik, beschrijft bijvoorbeeld een geheugen op zeer korte termijn (enkele milliseconden tot één seconde). Het gaat om het sensorische (of perceptieve) geheugen, dat bij Tulving niet voorkwam. Dit geheugen staat in voor het opslaan van visuele, auditieve, kinesthetische, gustatieve en olfactieve indrukken gedurende een fractie van een seconde. "Het draagt bijvoorbeeld bij tot het feit dat we vloeiende bewegingen zien als we kijken naar een film die opgenomen is a rato van 24 beelden per seconde. Omdat de perceptieve informatie slechts kortstondig in het sensorische geheugen aanwezig blijft, zou de indruk van een continue beweging er niet meer zijn als het ritme van de beelden lager was dan 16 hertz: in die omstandigheden zien we geen beweging, maar een reeks stilstaande beelden", legt Steve Majerus uit. Het tweede systeem dat de korte termijn overbrugt, is het werkgeheugen. Het dient om tijdelijk gegevens op te slaan onder een vorm die zeer toegankelijk is voor het bewustzijn, en om die gegevens gecontroleerd te verwerken voor het uitvoeren van cognitieve taken. Voorbeelden zijn hoofdrekenen en het volgen van een gesprek. Daarnaast is het werkgeheugen essentieel voor leerprocessen. Alan Baddeley, van het departement psychologie van de universiteit van Bristol, stelde in 1974 een referentiemodel voor dit geheugen voor. Het omvat een centraal beheersysteem dat de processen coördineert. Bij hoofdrekenen bijvoorbeeld, regelt dit systeem het verloop van de verrichtingen. Twee ondergeschikte systemen - het visuospatiële kladblok voor de mentale beelden en de fonologische lus - moeten de gegevens tijdelijk opslaan."Het model van Baddeley is historisch het eerste en vele clinici werken er nog mee, maar in werkelijkheid bestaan er talrijke andere modellen, waarvan sommige nauwkeuriger en vollediger zijn. Artsen lopen soms wat verloren in deze massa modellen - er zijn er meer dan dertig - en houden het daarom bij het eerste dat werd voorgesteld", onderstreept prof. Majerus. Het uitgebreide netwerk van systemen en subsystemen waar het werkgeheugen een beroep op doet, kan verschillende configuraties aannemen naargelang het doel van het proces en het soort gegevens dat erbij aan bod komt. Als het om visuospatiële gegevens gaat, bijvoorbeeld, zal het netwerk de pariëto-occipitale hersenzones laten tussenkomen. Moet de persoon daarentegen een gesprek volgen, dan worden de frontotemporale zones ingezet, omdat die betrokken zijn bij de taal. Het functioneren van het werkgeheugen vergt ook het toespitsen van de aandacht, evenals strategische en operationele interventies die afhangen van het executieve systeem (frontopariëtale zones), uitwisselingen met het episodische en het semantische geheugen (zie verderop) en ten slotte de mogelijkheid om serieel op te treden (de intrapariëtale en mogelijk hippocampische zones), met andere woorden, de gegevens in de juiste volgorde schikken. "Omdat er zoveel netwerken bij betrokken zijn, is het werkgeheugen kwetsbaar", zegt Steve Majerus. "Het risico is groot dat het beschadigd raakt door hersenletsels ten gevolge van een beroerte, een trauma, anoxie of een andere oorzaak."Geheugenfuncties die op langere termijn werken, zijn ofwel expliciet (of declaratief - men kan zijn herinneringen in woorden uitdrukken), ofwel impliciet (of niet-declaratief). De eerste categorie kan nog eens onderverdeeld worden in twee modaliteiten, het episodische en het semantische geheugen. Het episodische geheugen betreft het opslaan en het bewust beleven van episoden in een bijzondere ruimtelijke of temporele context - dinsdag heb ik met mijn broer geluncht in een Italiaans restaurant waar het drukkend warm was. Dit geheugen bevat dus de inventaris van onze persoonlijke voorgeschiedenis. Als het beschadigd wordt, treedt amnesie op. Dankzij het episodische geheugen kunnen we ons ook situeren in het heden ten opzichte van het verleden en de toekomst. Dit geheugen berust op een zeer uitgebreid neuronaal netwerk waarin de hippocampus (mediane helft van de temporale lob) een essentiële rol speelt bij het opslaan van de gegevens en de context waarin ze zich voorgedaan hebben. Ook corticale zones waar de informatie wordt opgeslagen en geconsolideerd via herhaalde leerprocessen zijn belangrijk.Episodische herinneringen worden multimodaal opgeslagen, waardoor ze gemakkelijk weer opgehaald kunnen worden, in vergelijking met semantische herinneringen die niet gecontextualiseerd zijn, zoals verderop zal worden uitgelegd. Er zijn in zekere zin verschillende draadjes waaraan men kan trekken om een episodische herinnering vanonder het stof te halen. Denk maar aan een smaak of een geur die totaal onverwacht een herinnering aan een ver verleden kan oproepen. Prof. Majerus wijst erop dat emoties relevant zijn voor het opslaan van episodische herinneringen. Hij haalt daarbij een citaat van Voltaire aan: "Wat tot het hart spreekt, blijft in het geheugen hangen."In 1977 introduceerden Roger Brown en James Kulik van Harvard University het begrip 'flitsherinneringen' (flashbulb memories). Ze verwezen hiermee naar het zich herinneren van de omstandigheden waarin men een belangrijke publieke gebeurtenis vernomen heeft, zoals de ramp met het ruimteveer Challenger of de aanslagen van 11 september. Volgens de twee Amerikaanse psychologen leiden emotionele gebeurtenissen die het uitgangspunt van flitsherinneringen vormen, tot een meer gedetailleerd en preciezer opslaan van de context waarin men het gebeurde vernomen heeft. Daardoor zouden de herinneringen langer in het geheugen aanwezig blijven. Studies hebben echter achteraf aangetoond dat deze herinneringen weliswaar meer gedetailleerd en langduriger worden opgeslagen, maar dat ze - net zoals andere episodische herinneringen - fouten en vertekeningen kunnen bevatten, en dat er mettertijd gegevens aan kunnen worden toegevoegd of eruit verwijderd. "Herinneringen zijn nooit een letterlijke weergave van wat er gebeurt: ze zijn het resultaat van opeenvolgende reconstructies", commentarieert prof. Arnaud D'Argembeau, hoofdonderzoeker bij PsyNCog. Het ophalen van episodische herinneringen is een actief proces, dat berust op een strategisch zoeken naar informatie aan de hand van aanwijzingen. Steve Majerus wijst overigens op het belang van de slaap voor het consolideren van leerprocessen. In sommige fasen van de slaap is het alsof de hersenen de geleerde sequenties 'opnieuw afspelen'. Onderzoek heeft ook uitgewezen dat herinneringen langer blijven bestaan als ze met relatief lange, en niet met kortere tussenpozen worden gereactiveerd.Het tweede luik van het langdurige declaratieve geheugen is het semantische geheugen, dat algemene kennis over de wereld verzamelt. Dankzij het semantische geheugen weten we dat Rome de hoofdstad van Italië is, maar ook wat we moeten doen als we ons in een restaurant bevinden - gaan zitten, de kaart bekijken, bestellen, eten, enzovoort. "Het semantische geheugen omvat op feiten gebaseerde, algemene of persoonlijke kennis, waarvan we niet meer weten in welke context we ze precies verworven hebben", legt prof. Majerus uit. "Deze gegevens kunnen snel en automatisch naar boven worden gehaald." Het semantische geheugen stoelt op netwerken opgebouwd uit verschillende representatieniveaus, gaande van zeer algemeen (een hond is een dier) tot zeer specifiek (mijn hond blaft naar mensen die een pet op hebben). Dit systeem leent zich tot het verzamelen van begrippen die samen een script kunnen vormen. Begrippen zoals 'voedsel', 'restaurant' en 'omgangsvormen' kunnen aanleiding geven tot een script dat ons zegt hoe we ons op restaurant moeten gedragen. Het neuroanatomisch substraat van het semantische geheugen omvat onder andere de anterieure temporale cortex en het onderste gedeelte van de linker prefrontale cortex.Het autobiografische geheugen is een begrip dat werd ontwikkeld op het raakvlak tussen het episodische en het semantische geheugen. Volgens de Britse psycholoog Martin Conway (overleden in 2022) omvat dit geheugen gedetailleerde herinneringen aan episoden die iemand beleefd heeft, naast algemene kennis die het mogelijk maakt diezelfde episoden een plaats te geven in het geheel van zijn of haar persoonlijke voorgeschiedenis. Het autobiografische geheugen speelt een fundamentele rol in de opbouw van de identiteit en het beheren van doelstellingen. In de klinische praktijk interesseren psychotherapeuten zich meer en meer voor een specifieke categorie van autobiografische herinneringen: 'herinneringen die het zelf definiëren', en de afspiegeling zijn van doelen, bekommernissen en niet afgewerkte conflicten die een centrale rol spelen in het leven van de patiënt. Het langetermijngeheugen omvat naast de twee expliciete geheugentypes ook het impliciete (niet-declaratieve) geheugen. Het procedurele geheugen is zo'n impliciet geheugen. De kennis die erin opgeslagen zit, kan moeilijk verwoord worden. Die kennis ontstaat aan de hand van herhaalde leerprocessen die alleen berusten op handelingen en aanleiding geven tot nieuwe vaardigheden in verschillende domeinen: perceptief (bijvoorbeeld, leren lezen in een spiegel), motorisch (piano spelen) of cognitief (het automatisch uitvoeren van eenvoudige bewerkingen bij hoofdrekenen). "Spreken komt ook uit het procedureel geheugen", merkt Steve Majerus op. "Men weet, zonder te moeten nadenken, hoe men de tong en de lippen moet bewegen, en hoe men de ademhaling onder controle moet houden om de woorden uit te spreken. Het gebrabbel van een jong kind dat leert spreken, is ook een procedureel leerproces." Dit geheugen doet een beroep op de basale ganglia, en het cerebellum kan een belangrijke rol spelen bij de revalidatie ervan. Andere vormen van impliciet geheugen zijn emotionele conditionering, geconditioneerde reflexen en het priming-effect, waarbij een prikkel (de prime) die wordt gegeven net voor een andere prikkel (het doel), de manier beïnvloedt waarop deze laatste wordt verwerkt, zonder dat de persoon zich bewust is van deze beïnvloeding.De verschillende soorten geheugen werken vaak nauw samen. Het werkgeheugen, waarvan de capaciteit zeer beperkt is - 7 plus of minus 2 gegevens bij een volwassene tussen 18 en 25 jaar -, kan zichzelf een aantal verrichtingen besparen door een link te leggen tussen de gegevens die op korte termijn moeten worden verwerkt en episodische of semantische herinneringen.