Volgens Stavros Karampelas, hoofd van de fibroomkliniek van het UVC Brugmann, heeft tot 80% van de vrouwen van vruchtbare leeftijd een of meer baarmoederfibromen. Die verhogen het risico op onvruchtbaarheid (zie de Clinical Update gepubliceerd in Artsenkrant van februari). Het is bekend dat een submucosaal fibroom het risico op spontaan miskraam verhoogt. Een nieuw multicentrisch cohortonderzoek (1) heeft de correlatie onderzocht tussen het aantal, de ligging en de grootte van de baarmoederfibromen en de incidentie van late miskraam.
...
De studie is uitgevoerd bij eenlingzwangerschappen met een levende foetus bij de echografie van het eerste trimester zonder bekende genetische afwijkingen en zonder ernstige foetale misvormingen. De auteurs hebben de invloed van fibromen en de echografische kenmerken ervan (echografie uitgevoerd tussen 11 en 13 weken + 6 dagen) op het risico op een laat miskraam onderzocht. Een laat miskraam werd in deze studie gedefinieerd als een miskraam opgetreden tussen 11 weken en 21 weken + 6 dagen. De eenlingzwangerschappen zonder baarmoederfibroom vormden de controlegroep. In het totaal ging het om 355 eenlingzwangerschappen. In 3,0% van de gevallen (942 zwangerschappen) bevatte de baarmoeder een of meer fibromen. De gecorrigeerde odds ratio (aOR) van een laat miskraam was niet significant hoger bij zwangerschappen met één fibroom dan bij zwangerschappen zonder fibroom (aOR = 1,2, 95% BI: 0,6-2,4). Dat was echter niet zo in geval van meerdere fibromen (aOR = 2,5, 95% BI: 1,0-6,2). Bij multipele logistische-regressieanalyse en analyse van de propensity score via de omgekeerde waarschijnlijkheid van behandeling (IPTW) is geen hoger risico vastgesteld in geval van één enkel fibroom (aOR = 1,7, 95% BI: 0,9-3,0), maar wel als er meer fibromen waren (aOR = 2,9, 95% BI: 1,1-7,3). Een analyse van de ligging van een uniek fibroom bevestigde dat een submucosaal fibroom het risico op laat miskraam significant verhoogde met factor 4,7. Een fibroom op een andere plaats correleerde niet significant met een hoger risico. Als enkel werd gekeken naar submucosale en intramurale fibromen, werd bij logistische regressieanalyse een significante toename van het risico waargenomen in geval van één enkel fibroom (aOR = 1,8, 95% BI: 0,9-3,5; gecorrigeerd verschil in risico = 1,2%, 95% BI: - 0,1 tot 3,1%), maar is wel een significant hoger risico vastgesteld in geval van meerdere fibromen (aOR = 3,8, 95% BI: 1,4-10,6; gecorrigeerd verschil in risico = 5,1%, 95% BI: 0,6-22,0%). Bij IPTW-analyse was de waarschijnlijkheid van een laat miskraam hoger in geval van één fibroom (aOR = 2,3, 95% BI: 1,2-4,2) en nog veel hoger in geval van meerdere fibromen (aOR = 5,7, 95% BI: 2,2-15,1). Referenties: 1. Siargkas A et al. Association of uterine fibroids with late miscarriage: multicenter cohort study. Ultrasound Obstet Gynecol. 2025 Feb;65(2):198-205. doi: 10.1002/uog.29169 2.https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1878776221000698