...

Het is vreemde 'newspeak' en regeldrift waar de Vlaamse overheid zich (alweer) aan bezondigt. Ongetwijfeld, zo denken we dan in al onze naïviteit, gaat een patiënt zich veel beter voelen als hij als PZON door het leven kan gaan. Bovendien zal hij zich veel meer geëmancipeerd en meer betrokken voelen.Want dat is zowat het achterliggende idee achter het nieuwe letterwoord: patiënten worden meer en meer cliënten en actieve participanten in hun eigen (gezondheids)zorg. Die transformatie maakt deel uit van een belangrijke uitdaging waar onze sterk gefragmenteerde Belgische gezondheidszorg voor staat. Niets nieuws onder de zon: om de toevloed aan chronische zorg en vergrijzing beter aan te kunnen, is een transformatie naar meer geïntegreerde zorg noodzakelijk.Die andere organisatie van de zorg rondom de patiënt (pardon PZON), met integratie van alle nodige structuren en middelen, heeft uiteraard impact op de beroepsbeoefenaar. Hij gaat zijn activiteiten steeds meer in teamverband moeten ontplooien. "Integratie wordt wellicht het buzz-word van het volgende decennium".Dat alles lezen we in het zeer degelijke, beknopte en leesbare naslagwerk 'Management en beleid in de gezondheidszorg'. Het boek, onder eindredactie van professor Walter Sermeus (KU Leuven), behandelt vrijwel alle aspecten van onze gezondheidszorg. Vijftien klinkende academische namen - waarvan een groot deel verbonden aan het Leuvens Instituut voor Gezondheidsbeleid - werkten mee aan deze 'wegwijs voor zorgverleners'. Daarbij ook de Artsenkrant-medewerkers prof. Stefaan Callens en prof. Dirk Ramaekers.Het naslagwerk laat nagenoeg alle aspecten van onze gezondheidszorg de revue passeren: organisatie, wetgeving, netwerken/samenwerking, kwaliteit/patiëntveiligheid, kwaliteitsevaluatie en - controle, financiering, registratie en gegevensbeheer, patiëntenrechten enz. Dit handboek zit pedagogisch/didactisch in elkaar en kan dus ongetwijfeld fungeren als leidraad voor menig student. Elk hoofdstuk eindigt met een of meerdere 'doordenkers', vragen die nagaan of de lezer/studax de materie voldoende beheerst.In het hoofdstuk over de netwerken stelt professor De Ridder wel de evidente, pertinente, vraag wanneer men netwerken als succesvol kan beschouwen. Buitenlandse ervaringen leren dat de financiële besparing door samenwerking bijvoorbeeld beperkt is -in tijd en in bedrag.Wel zou men vergelijkbare kwaliteitseisen kunnen nastreven in alle ziekenhuizen. Bijvoorbeeld een vergelijkbare overleving en complicatieratio bij heupfracturen bij 80-plussers. Of een kleiner aantal ziekenhuisopnames voor geriatrische zorg. Buitenlandse ervaring leert volgens De Ridder dat kwaliteitswinst mogelijk is maar niet voor alle diensten tegelijk en niet voor alle pathologieën. Verder kan logistieke samenwerking en samenwerking van de medisch ondersteunende diensten efficiëntiewinsten opleveren en betekent ook de afbouw van bedden een besparing. Dit, zo benadrukt professor De Ridder, op voorwaarde dat tegelijk financiering voorzien wordt voor een betere uitbouw van de thuiszorg en van de eerstelijnszorg en chronische zorg.