...

Dat blijkt uit een rapport van de Federale Planningscommissie dat de behoeften voor het komende decennium aan artsen moet inschatten ('Nieuwe elementen en impact covid-19 ter bepaling van quota artsen'). Dat het aantal VTE minder sterk groeit dan het aantal actieve huisartsen, heeft vooral te maken met demografische factoren. De grootste leeftijdsgroep bij de huisartsen in 2011 was die tussen de 50 en 60 jaar oud. Dat is nu een ietsje gekrompen groep van 60-plussers geworden, voor driekwart mannen. De grootste leeftijdsgroep bij de huisartsen in 2021 was die tussen de 30 en de 35 jaar. Ze telt voor meer dan 80% vrouwen. Jonge huisartsen en vrouwelijke huisartsen zijn minder bereid zeer lange werkweken te besteden. De Planningscommissie becijfert nog een aantal andere tendensen in de voorbije periode. Zo blijkt in Vlaanderen het aantal artsen het grootst te zijn in de zeer dichtbevolkte gebieden: 13,4 per 10.000 inwoners, tegenover 9,3 in dunbevolkte gebieden, en 10 in gewoon dichtbevolkte. In Wallonië is het omgekeerd. Daar heb je 13 artsen per 10.000 inwoners in dunbevolkte gebieden, 12,1 in dichtbevolkte en maar 8,9 in zeer dichtbevolkte gebieden. De plattelandshuisartsen in Vlaanderen werken het hardst - ze presteren gemiddeld 1,19 VTE. Hun Vlaamse collega's in zeer dichtbevolkte centra doen het beduidend kalmer aan en presteren maar 0,84 VTE. Een betere geografische spreiding is een van de aandachtspunten in de toekomst. De Planningscommissie voorspelt dat in de komende jaren verschillende factoren van invloed zijn op de activiteitsgraad van huisartsen. Het streven naar een beter evenwicht tussen werk en privéleven gaat een groot effect hebben op de activiteit. Maar dat wordt nog versterkt door andere factoren. Ook het samenwerken in grotere praktijken - wat zeker in de lift zit - zal een impact hebben op de werktijd van huisartsen door vlottere permanentie en een betere ondersteuning. De aanbeveling van de Planningscommissie luidt om te rekenen dat huisartsen nu al 0,15 VTE minder presteren - en 0,20 VTE vanaf 2026. Nieuwe technologie, zoals een beter elektronisch dossier uitgerust met AI zal de werklast van huisartsen verminderen (al vraagt dat aanvankelijk een extra tijdsinvestering). Artsen zullen meer taken delegeren, naar andere zorgberoepen (in zoverre daar dan wel voldoende krachten voorhanden zijn) en naar praktijkassistenten. Welke rol teleconsultaties verder in de toekomst gaan spelen is onduidelijk. Er komt een andere werkverdeling tussen het ziekenhuis en de eerste lijn, maar wat voor effect dat precies zal hebben op de werktijd van huisartsen durft de Planningscommissie niet te voorspellen. Huisartsen zullen meer tijd steken in coördinatietaken, bijvoorbeeld bij zorg aan het levenseinde of wanneer de volgende pandemie zich aandient. Bij de planning van de workforce moet de overheid er rekening mee houden dat door diverse ontwikkelingen de zorgvraag in de eerste lijn zal toenemen. De vergrijzing van de bevolking en de hogere (gezonde) levensverwachting maakt dat meer taken naar de huisartsen komen. Preventieve taken moeten aan belang winnen. Patiënten worden diverser, zijn soms kwetsbaarder of hebben een copiloot nodig bij de zelfzorg. Men verwacht meer vraag naar psychische zorg, en ook een meer gepast zorgaanbod hiervoor, maar dit komt toch voor een belangrijk stuk bij de huisarts terecht. Die zal als GMD-houder steeds meer het eerste aanspreekpunt worden in de zorg - zeker naarmate de taken tussen ziekenhuis en ambulante zorg worden herverdeeld, met steeds korter durende ziekenhuisopnamen. De Planningscommissie rekent voor de huisarts 5% toename van de zorgvraag bij personen vanaf 15 jaar, en 10% bij personen vanaf 15 jaar als algemene regel. Het stelt een fijnmaziger tabel op per leeftijdsgroep van 5 jaar, per sekse en per taalgemeenschap met telkens nog 2 tot 3% meer per cel, 3-5% meer in de oudere leeftijdsgroepen, om ook sociaaleconomische factoren in kaart te brengen. Het rapport brengt ook al een tabel met een projectie van het medische aanbod en de evolutie van de zorgvraag tot 2041 voor in totaal 30 specialismen. Daarvan komt later dit jaar een meer gedetailleerde beschrijving beschikbaar. Niet alleen bij huisartsen neemt de activiteitsgraad wat af en komt het aanbod in de toekomst niet genoeg tegemoet aan de gestegen zorgbehoefte. Ook bij de specialisten is volgens de Planningscommissie de ontwikkeling in Franstalig België veelal zorgwekkender dan in Vlaanderen. Op vraag van de Planningscommissie onderzocht het KCE de impact van de covidcrisis op de huisartsgeneeskunde in België (KCE-rapport 366). De covidcrisis zette grote druk op de huisartsen - qua tijd, organisatie en psychische stress. Voor de toekomst moeten daar lessen uit getrokken worden wat betreft de praktijkorganisatie, de financiering, de samenwerking, de opleiding, geografische spreiding en het monitoren van het welzijn van huisartsen.