Tot 70% van de mannen ouder dan 70 jaar heeft een vergrote prostaat. De huisarts moet een differentiële diagnose stellen en mag het probleem niet te licht voorstellen, maar ook niet dramatiseren. Hoe vind je het juiste evenwicht?
...
Bij het verouderen wordt de prostaat groter. "Benigne prostaathypertrofie of -hyperplasie is een adenoom dat ontstaat uit de klieren of de gladde spiervezels in het centrale deel van de prostaat (1)", zegt prof. Bertrand Tombal, diensthoofd urologie van de Cliniques universitaires Saint-Luc. "Op zichzelf is een vergroting van de prostaat geen probleem. Patiënten met een vergrote prostaat klagen van lage-urinewegsymptomen en niet van een grote prostaat als dusdanig, en die klachten moeten worden geëxploreerd. De huisarts mag niet overreageren door een hele rist stresserende onderzoeken aan te vragen, die misschien niet eens nuttig zijn, maar mag de situatie ook niet banaliseren, want dan mis je mogelijk een andere aandoening zoals prostaat- of blaaskanker, een ziekte van de blaashals, urolithiase, urethrastenose, een neurologische blaas,..." Daarom is het nodig om stelselmatig te werk te gaan. Eerst de patiënt vragen of hij lage-urinewegsymptomen vertoont (zwakke straal, nadruppelen, urgency, brandend gevoel bij het plassen, dysurie, pollakisurie,...) en of hij 's avonds niet te veel drinkt. "Dat lijkt vanzelfsprekend, maar sommige patiënten leggen niet het verband tussen te veel drinken 's avonds en 's nachts moeten opstaan om te plassen", voegt prof. Tombal eraan toe. De IPSS (International Prostate Symptom Score) is nuttig voor de screening op en de diagnose en follow-up van BPH. Die vragenlijst evalueert de ernst van de urinewegsymptomen en de invloed ervan op de levenskwaliteit, wat, zoals we nog zullen zien, invloed kan hebben op het therapeutische beleid. "Ook letten op alarmsymptomen: bloed in de urine, herhaalde urineweginfecties, voorgeschiedenis of bestaan van een neurologische aandoening in de brede zin van het woord (CVA, ziekte van Parkinson, MS, gevorderde diabetische neuropathie,...). In voorkomend geval moet de patiënt worden verwezen naar een uroloog." Als de patiënt minstens matige symptomen vertoont, is een klinisch onderzoek met rectaal toucher geïndiceerd. Bij BPH is de prostaat groter dan voorheen, maar soepel, pijnloos, glad en regelmatig met verdwijnen van de mediane sleuf. Met een rectaal toucher kan prostaatkanker echter niet met zekerheid worden uitgesloten. "Slechts bij 13% van de patiënten met prostaatkanker wordt een harde prostaat met noduli gevoeld. Ter herinnering, prostaatkanker veroorzaakt vaak geen symptomen. Voorzichtigheid is dus geboden." De derde stap is bepaling van het PSA-gehalte. Een hoog PSA-gehalte hoeft niet alarmerend te zijn. "Je moet kijken naar het prostaatvolume", raadt prof. Tombal aan. "Een PSA-gehalte van 4,5 ng/ml is zeer aanvaardbaar als de patiënt een appelsiengrote prostaat heeft, maar niet als de prostaat niet groter is dan een pruim. In dat geval is inderdaad verder onderzoek geïndiceerd." De behandeling hangt uiteraard af van de ernst van de symptomen, maar ook van hun weerslag op de levenskwaliteit. In geval van een ongecompliceerde BPH en lichte tot matige lage-urinewegsymptomen die niet zo hinderlijk zijn, is medicalisering niet aan de orde. De patiënt volgen, informatie geven over de mogelijke evolutie van BPH en aanraden minder te drinken na 18 uur bijvoorbeeld volstaan over het algemeen om de symptomen te verbeteren. Als de patiënt matige tot ernstige lage-urinewegsymptomen vertoont die negatieve invloed hebben op de levenskwaliteit, "kan de huisarts eerst alfablokkers voorschrijven: tamsulosine of minder vaak silodosine", raadt prof. Tombal aan. "In de overgrote meerderheid van de gevallen verbeteren die geneesmiddelen de urinelozingssymptomen snel. Toch is het wenselijk de patiënt zes weken later terug op spreekuur te zien, want ongeveer 15% reageert niet op de behandeling. De diagnose kan fout zijn of er kunnen toch complicaties zijn. Dan is het beter de patiënt te verwijzen naar een uroloog." Tamsulosine geeft de patiënt enkele jaren respijt. De hypertrofie zal echter toenemen en uiteindelijk het evenwicht tussen de blaas en de prostaat ontwrichten. "De prostaat kan op twee manieren kleiner worden gemaakt: met medicatie of chirurgie. Dutasteride, een 5-alfareductaseremmer, is geïndiceerd bij een zeer grote prostaat (> 50 cc). Dutasteride werkt in op de klieren en doet de prostaat in twee, drie maanden 'inkrimpen'. Dutasteride werkt minder goed bij een matig vergrote prostaat (30-40 cc)."Dan is er nog chirurgische ablatie van het centrale gedeelte van de prostaat. Dat is tot nog toe de enige in opzet curatieve behandeling voor BPH. Toch is voorzichtigheid geboden. Chirurgie houdt operatieve risico's in en kan bijwerkingen veroorzaken. "Er mag niet te snel worden beslist tot chirurgie", vindt prof. Tombal. "Chirurgie heeft zin als de lage-urinewegsymptomen niet verbeteren met medicatie, als de levenskwaliteit van de patiënt er sterk onder lijdt, of in geval van een gecompliceerde BPH, als de blaas zich niet meer goed ledigt. Dan kunnen er acute of chronische complicaties optreden van zowel de lage als hoge urinewegen (2). Maar als er geen complicaties zijn, als de blaas zich goed ledigt en als de patiënt er niet te veel last van heeft, is chirurgie facultatief."