De karakteristieken van de slaap verschillen behoorlijk naargelang de sekse. Naast andere aspecten van het vrouw-zijn, treden vrouwelijke geslachtshormonen op de voorgrond om dat contrast te verklaren. Zoals in andere domeinen van de gendergeneeskunde zijn gegevensverzameling en bewustwording een eerste hoopvolle stap om aan slaapstoornissen tegemoet te komen.
...
Subjectieve slaapklachten zijn veel frequenter bij vrouwen dan bij mannen, en nemen toe met de leeftijd. Vrouwen klagen vaker over in- en doorslaapstoornissen. Ze voelen zich minder vaak uitgerust bij het ontwaken en hebben meer last van slaperigheid overdag. Nu kennen notoire slaapverstoorders, zoals angst en depressie, een hogere incidentie en prevalentie bij vrouwen. Maar ook als men corrigeert voor deze factoren, blijft er een verschil in het vóórkomen van slaapstoornissen bestaan. Dat is geen banaal gegeven, want een gebrekkige slaap kan een ernstige weerslag hebben op de gezondheid, onder andere onder vorm van hart- en vaatziekten. Sommige onderzoekers denken dat de hogere prevalentie van de ziekte van Alzheimer bij vrouwen gedeeltelijk kan worden verklaard door de slechtere slaapkwaliteit over het geheel van de levensloop. Paradoxaal genoeg zijn objectieve slaapgegevens - op het EEG en het EMG - gunstiger bij vrouwen dan bij mannen, zeker op jonge en middelbare leeftijd. Vrouwen hebben meer rem-slaap, meer diepe slaap tijdens de niet-rem-perioden en meer slaapspoelen (korte episoden van hoogfrequente golven tijdens de niet-rem-slaap). Dat zijn allemaal parameters die volgens de klassieke inzichten wijzen op een goede slaapkwaliteit. Als verklaring voor de discrepantie tussen objectieve waarnemingen en subjectieve klachten bij vrouwen wijzen onderzoekers erop dat de aangehaalde objectieve parameters misschien vooral kenmerkend zijn voor een goed slaapkwaliteit bij de man. Zoals in andere domeinen van de gezondheidszorg is ook hier het grootste deel van het onderzoek bij mannen uitgevoerd. Dat betekent dat onderzoek moet uitkijken naar meer aangepaste criteria om de slaap bij de vrouw te evalueren. Een andere mogelijke verklaring is dat mannen net zo goed slaapklachten hebben als vrouwen, maar minder geneigd zijn hiervoor hulp te zoeken. Toch gaan de meeste onderzoekers ervan uit dat vrouwen inderdaad meer subjectieve slaapklachten hebben. Het verschil in subjectieve slaapkwaliteit tussen beide seksen wordt duidelijk bij de puberteit. Adolescente meisjes hebben bijna driemaal meer kans om slaapstoornissen te ontwikkelen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Bij meisjes die al menses hebben is het risico bijna driemaal hoger dan bij meisjes van dezelfde leeftijd die nog geen menses hebben. Eén en ander wijst erop dat vrouwelijke hormonen mee bepalend zijn voor slaapstoornissen bij de vrouw. Globaal stelt men vast dat iedere forse schommeling in de geslachtshormonen - oestrogenen of progesteron - de slaap kan verstoren. Slaapstoornissen doen zich vooral voor tijdens de luteale fase van de cyclus: vrouwen verwijzen hier naar in- en doorslaapstoornissen en slaperigheid overdag. Tijdens de luteale fase is er minder rem-slaap dan tijdens de folliculaire fase. De lichaamstemperatuur is ook hoger, wat de inductie van de slaap belemmert. Hoge progesteronwaarden blijken nog in twee andere situaties gepaard te gaan met toegenomen slaapstoornissen, met name tijdens het derde trimester van de zwangerschap en de menopauzale overgang. Tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn er nog andere factoren die slaapstoornissen kunnen verklaren, zoals sterk verhoogde oestrogeenwaarden, rugpijn, hoofdpijn, de bewegingen van de foetus en nycturie. Zwangere vrouwen melden symptomen die wijzen op slaapapneu, zoals snurken en een kortstondig gevoel van verstikking, terwijl de meesten van hen niet snurken buiten de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap bestaat er bovendien een verhoogd risico van restless legs syndroom (rusteloze benen). In de loop van de zwangerschap neemt de hoeveelheid rem-slaap gestadig af. In het derde trimester is ook de hoeveelheid diepe slaap verbonden aan de non-rem-fasen afgenomen. De slaapstructuur begint zich zo'n twee weken na de bevalling te herstellen. Subjectieve slaapklachten zijn het frequentst bij vrouwen na de menopauze: zo'n 60% versus 30-40% bij vrouwen net voor de menopauze. Nochtans vindt men geen aantasting van de objectieve slaapparameters. De slaapstoornissen worden hier toegeschreven aan dalende oestradiolwaarden. Hormonale substitutietherapie doet de subjectieve klachten wijken, terwijl er geen wijziging in de objectieve parameters optreedt. Na de menopauze vindt men bij vrouwen evenveel obstructieve slaapapneu dan bij mannen, terwijl die aandoening bij jongere vrouwen veel zeldzamer is dan bij mannen.