Lang was er onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor, maar vandaag mogen we voeding als een medische discipline en een medische interventie beschouwen. Zowel in de preventieve setting als in ziektespecifieke contexten zorgt een optimaal, geïndividualiseerd voedingspatroon voor hogere overlevingskansen en een betere levenskwaliteit.
...
Prof. Elisabeth De Waele is diensthoofd Klinische Nutritie in het UZ Brussel. De voorbije tien jaar zag ze een enorme, positieve evolutie in de medicalisering van nutritie: "Binnen de oncologie, chirurgie en intensieve zorg kreeg voeding een centrale rol, op gelijke hoogte met farmacologische behandelingen. Ook voor de algemene bevolking werd steeds duidelijker welke voedingsadviezen zinvol zijn in het licht van een gezonde levensstijl - en welke niet - en waarvoor de eerstelijnszorgverlener alert moet zijn." Obesitas is één van de grootste bedreigingen voor onze gezondheid. Sinds 1975 is de obesitas wereldwijd zowat verdrievoudigd. 51% van de Europeanen kampt vandaag met overgewicht. En de gevolgen zijn niet min. Obesitas is gelinkt aan diabetes type 2 en cardiovasculair lijden, maar ook aan gewrichts- en musculoskeletale aandoeningen en heel wat types kanker.(1) "Voor het overgrote deel van de wereldbevolking vormt overgewicht een grotere doodsoorzaak dan ondergewicht. Met als kritieke verschil dat obesitas een voorkombaar kwaad is", aldus prof. De Waele. De oorzaak van zwaarlijvigheid is een onevenwicht tussen de hoeveelheid calorieën die men inneemt, en het aantal dat men verbruikt. We consumeren veel meer energierijk voedsel dan vroeger - hoog in vet en suiker - terwijl onze fysieke activiteit lager ligt dan ooit. De adviezen lijken dus eenduidig: we moeten met z'n allen minder eten en meer gaan sporten. Toch is het niet zo simpel. "De afgelopen jaren zagen we ook een enorme stijging van orthorexia nervosa. Dat is een eetstoornis waarbij patiënten een overdreven, pathologische fixatie hebben op gezond eten. Ze gaan goedbedoeld, maar dwangmatig, allerlei zaken schrappen uit hun dieet, waardoor ze te weinig voedingsstoffen binnenkrijgen. Het leidt tot tekenen van malnutritie, zoals eiwittekorten, recidiverende infecties en wonden die niet genezen", licht de specialiste toe. "Overeten en ondereten zijn beide even nefast. Communicatie rond eetgedrag hou je best mild, holistisch en niet-stigmatiserend." "Een belangrijke boodschap is dat gezonde voeding niet bestaat. Er bestaat hooguit een aangewezen voedingspatroon voor een bepaald individu, in een bepaalde situatie. Idealiter eet men gebalanceerd, gevarieerd, met de voedingsdriehoek en de mediterrane keuken in het achterhoofd, en toch ziet dat er voor iedereen anders uit", benadrukt Elisabeth De Waele. Voor mensen die zich afvragen of ze nu wel of niet rood vlees mogen eten, of ze zuivel, gluten of koolhydraten moeten schrappen en hoeveel eiwitten nodig zijn om spiermassa te kweken, heeft ze één tip: "In plaats van honderd uur op sociale media te scrollen, ga één uur naar een diëtist. Formuleer je doelstellingen. Misschien wil je vermageren, verdikken, veganistisch eten, ... Er zijn zoveel invalshoeken om over voeding na te denken, enkel specialisten hebben de juiste antwoorden." Wat wel zeker is, is dat het nooit goed is je lichaam onnodig restricties op te leggen. Ook diëten, zoals intermittent fasting, sapjeskuren of caloriearme regimes, werken niet op de lange termijn en leiden tot een jojo-effect. "Als je minder gaat eten, zakt ook je rustmetabolisme, waardoor je minder calorieën verbrandt en je gewicht een plateaufase bereikt", legt prof. De Waele uit. "Wie gezonder wil leven, moet duurzame veranderingen doorvoeren, met een evenwichtig eetpatroon dat je kan en vooral wil volhouden. Ook beweging (al dan niet op voorschrift) is essentieel, en kan opnieuw vele vormen aannemen." Wat kan je als huisarts aankaarten, en waarop moet je screenen? "Om een gesprek rond voeding en gewicht aan te vatten, is het meten en wegen van de mensen altijd een goed begin. Het is bewezen dat mannen zich groter rapporteren dan ze zijn, en vrouwen lichter", lacht prof. De Waele. "Eenmaal je de Body Mass Index (BMI) kent, kan je polsen naar de eetgewoonten of overgaan tot een echte assessment. Bij kankerpatiënten, mensen die een operatie moeten ondergaan en geriatrische profielen is het des te belangrijker om de nutritie te evalueren en eventuele gewichtsveranderingen op te merken. Vaak zijn we hiervoor (terecht) zeer alert bij personen met een lage BMI, maar ook bij mensen met een hogere BMI moet je waakzaam zijn voor onbedoeld gewichtsverlies", onderstreept ze. Om ondervoeding te evalueren, kan je gebruik maken van de GLIM-criteria (zie afbeelding). Het gaat om drie fenotypische kenmerken (gewichtsverlies, lage BMI en spiermassaverlies) en twee etiologische kenmerken (verminderde opname of absorptie van voedingsstoffen, en inflammatie of ziektelast). Om van malnutritie te spreken, moet van beide categorieën een kenmerk aanwezig zijn. "Die criteria zijn eenvoudig te implementeren in de praktijk en zijn betrouwbaarder dan de albumine/prealbumine-bloedwaarden", zegt prof. De Waele. "Als de screening positief is, moet je met de patiënt een plan van aanpak bespreken." "Wanneer sprake is van 5% gewichtsverlies, kan je tips geven rond energierijke voeding, of perorale bijvoedingen suggereren. Die producten zijn veel lekkerder en diverser dan voorheen. Als we echter de 10% gewichtsverlies overschrijden, vb. bij iemand met kanker of een inflammatoire darmziekte, moeten we ingrijpen. Dat kan met kunstmatige voeding, die je enteraal via een maag- of darmsonde kan toedienen, en desnoods parenteraal. Dat kan invasief lijken, maar je moet dat zien als een behandeling. Net zoals je voor een patiënt die zijn antibiotica niet kan doorslikken, ook een andere manier zoekt om die toe te dienen", vergelijkt prof. De Waele het. "Het is erg belangrijk dat deze patiënten correct gevoed blijven, en als arts hebben we de morele verplichting om die opties op tafel te leggen." Malnutritie kent vele varianten. Het kan o.a. gaan om sarcopenie bij ouderen, kinderen met deficiënties door een onaangepast voedingspatroon of een tekort aan micronutriënten na bariatrische chirurgie. "Ik zag onlangs twee tieners met rachitis, een botvormingsstoornis door vitamine D-tekort. Die kinderen kwamen bijna nooit buiten, aten erg restrictief en kregen geen suppletie. Ook scheurbuik (door vitamine C-tekort) komt terug op, vooral na obesitaschirurgie, maar ook bij jongeren die geen groenten en fruit eten. Of nog, nachtblindheid door vitamine A-tekort. Je moet die zaken kennen om ze te kunnen herkennen. Bij twijfel kan een bloedafname met vitaminestatus helpen", zegt de specialiste. Om iemands voedingsgewoonten te analyseren, kijken we naar de kwaliteit en kwantiteit. "De kwaliteit slaat op de verhouding tussen eiwitten, vetten en koolhydraten - elke populatie heeft een aangewezen verhouding(2). Daarnaast, en dat is recenter, evalueren diëtisten de verhouding tussen pro- en low-inflammatoire voeding. Dat kan allemaal a.d.h.v. een voedingsdagboek, dat de persoon of patiënt een drietal dagen bijhoudt. Diëtisten hebben gevalideerde programma's die die verhoudingen evalueren, net als de opname van vitaminen, mineralen en sporenelementen (vb. ijzer, fluor, jodium en zink)", duidt prof. De Waele. "In functie van de medische noden, kan de patiënt dan begeleid worden naar een aangepaster eetpatroon." Ook de kwantiteit, het aantal kilocalorieën, kan op dezelfde manier berekend worden. "Ons dagelijkse energieverbruik (en dus onze energiebehoefte) verschilt individueel. Ons metabolisme wordt beïnvloed door ons activiteitsniveau, maar ook door onze lichaamssamenstelling (lees: metabool actieve spiermassa versus vetmassa), onze leeftijd en soms door hormonale veranderingen en genetische factoren. Ook heel wat condities en medicatie kunnen ons metabolisme ontregelen, denk maar aan bepaalde antidepressiva, een verstoorde schildklierwerking, of kanker. Zeker kanker kan leiden tot een verhoogd basaal metabolisme en geeft risico op cachexie", legt prof. De Waele uit. "In sommige gevallen is het aangewezen om dit rustmetabolisme te meten, via indirecte calorimetrie, om de energiebehoefte te bepalen."