U wenst als arts een afspraak te maken met een andere arts waarbij u die een praktijkruimte, materiaal en administratief en schoonmaakpersoneel ter beschikking stelt. Welke vergoeding kunt u daarvoor vragen? Kunt u een bepaald percentage van het ereloon van de andere arts als forfaitaire gebruiksvergoeding overeenkomen?
...
Als een arts zich gedurende langere tijd moet laten vervangen (door bv. een ziekte, ongeval of zwangerschap) en de vervangende arts voor eigen rekening mag werken dan zal allicht een vergoeding worden gevraagd voor het gebruik van de praktijkruimte, materiaal en ondersteuning door bv. personeel. Hetzelfde geldt als een arts een ingerichte praktijkruimte verhuurt aan een andere zorgverlener. De arts die de ruimte (en ondersteuning) ter beschikking stelt, zal hiervoor allicht een vergoeding willen vragen aan de andere arts. Die vergoeding zou dan forfaitair kunnen worden berekend (bv. een bepaald bedrag per maand). Ook zou kunnen gevraagd worden dat de vervangende arts een gedeelte van de ontvangen erelonen afstaat aan de arts die vervangen wordt. De vraag rijst dan of zulke afspraak wel geldig is. Het dichotomieverbod houdt in dat er geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen de herverdeelde erelonen en de verrichte prestaties. Men gaat er daarbij van uit dat honoraria vergoedingen zijn die integraal moeten toekomen aan de arts die de handeling gesteld heeft. Volgens dit verbod is het niet toegestaan om de vergoeding aan iemand anders toe te kennen en is er in beginsel dus geen overeenkomst mogelijk over de verdeling van honoraria tussen gezondheidszorgbeoefenaars. Op die regel bestaat wel een uitzondering voor wat betreft groepsgeneeskunde. De basis voor dit verbod wordt onder andere gevonden in art. 38 van de Wet van 10 mei 2015 (Gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen). Dat artikel zegt nu eenmaal dat elke verdeling van honoraria onder gelijk welke vorm verboden is onder beoefenaars van een zelfde tak van de geneeskunst, behalve als deze verdeling geschiedt in het raam van de organisatie van de groepsgeneeskunde.Bij dat laatste kan worden gedacht aan de gezamenlijke georganiseerde uitoefening van geneeskunde (denk daarbij bijvoorbeeld maar aan associaties, groepspraktijken, gezondheidscentra, ...). Het feit dat artsen vanuit een gemeenschappelijk gebouw hun diensten uitoefenen, is op zich niet voldoende om te spreken over groepsgeneeskunde. Ook de deontologie verbiedt dergelijke afspraken. Het zou dan ook niet de eerste keer zijn dat een arts met wie de afspraak wordt gemaakt om een percentage van zijn erelonen af te staan voor het gebruik van een praktijkruimte (en eventueel ondersteuning), dit later in vraag stelt en weigert om deze bedragen te betalen (of ze eventueel zelfs terugvordert). In dat geval wordt steeds gewezen op het dichotomieverbod. Een discussie in dat verband kan zelfs bij de rechtbank aanhangig gemaakt worden. O.i. kan een dergelijke discussie alvast worden vermeden door niet te werken op basis van een vergoeding in functie van de erelonen, maar door een forfaitair maandelijks bedrag te voorzien dat 'redelijk is' in functie van wat als tegenprestatie wordt voorzien. In een arrest van 6 september 2021 heeft het Hof van Cassatie standpunt ingenomen over de vraag of in de hierboven aangegeven gevallen al dan niet kan worden gewerkt met een vergoeding op basis van een percentage van het ereloon. Concreet was er sprake van een arts die werd verplicht om maandelijks 20% van de erelonen die zij binnen een groepspraktijk genereerde, af te dragen aan een andere arts als vergoeding voor de kosten van de groepspraktijk. De arts die moest betalen, vroeg de betaalde bedragen terug op basis van het verbod van dichotomie. Het Hof van Beroep gaf de arts die moest betalen ook gelijk. Het meende dat de overeenkomst in strijd was met het verbod van dichotomie en nietig was. Het Hof van Cassatie volgde dat standpunt niet. Het Hof wees erop dat de deontologische regels nog niet bindend werden verklaard en dus geen kracht van wet hadden. Over de bindende kracht van de deontologie heeft de Nationale Raad van de Orde overigens een advies gegeven. Verder oordeelde het Hof dat er als vergoeding wel een percentage van het ereloon kan worden overeengekomen op voorwaarde dat het in een redelijke verhouding staat ten opzichte van de verleende tegenprestaties. Hoe groter de ruimte die u ter beschikking stelt en hoe meer ondersteunende diensten u biedt, hoe hoger de vergoeding is die u kunt vragen. Over de vraag wat redelijk is en wat niet heeft de rechtbank bij een discussie het laatste woord. Maakt u een afspraak over een vergoeding voor het gebruik dan is het van belang die ook op papier te zetten. Zorg er daarbij voor dat het duidelijk is op welke manier de vergoeding wordt berekend. Maak ook dat het gaat om een redelijke vergoeding in functie van welke ruimte mag worden gebruikt en welke ondersteunende diensten er zijn. Hebt u een louter mondelinge afspraak gemaakt, dan riskeert u de inhoud daarvan later niet te kunnen bewijzen.