...

Het is al langer geweten dat zowel apen als mensen gemakkelijk hun blik richten op afbeeldingen van dieren die in de loop van de evolutie op primaten jaagden, zoals slangen. Dat geldt zowel op jonge als op volwassen leeftijd. Dieren die geen bedreiging vormen, krijgen duidelijk minder aandacht. Verontrustende prikkels zijn een prioriteit. Uitgaande van dat besef bestudeerden onderzoekers van de ULB hoe de hersenen van zeer jonge kinderen omgaan met afbeeldingen van dieren, en in het bijzonder gevaarlijke dieren."De Californische antropologe Lynne Isbell was de eerste die een theorie over het detecteren van slangen formuleerde", zegt Julie Bertels van het labo voor cognitieve neurowetenschappen. "Zij ging ervan uit dat de hersenen van primaten in de loop van de evolutie vaardigheden hebben ontwikkeld om roofdieren snel en doeltreffend op te merken. Dat geldt in het bijzonder voor slangen. Primaten moesten wel in staat zijn dit soort dieren te detecteren, zodat ze tijdig konden ingrijpen. Bijvoorbeeld, door op de vlucht te slaan. Het was een kwestie van overleven. Dat verklaart overigens waarom de visuele cortex van menselijke en niet-menselijke primaten zo sterk ontwikkeld is. Tot op heden zijn wij geneigd onze blik selectief te richten op slangen, hoewel die intussen meestal geen rechtstreeks gevaar meer vormen." De onderzoekers van het ULBabyLab wilden dit nader onderzoeken bij kinderen op zeer jonge leeftijd. "Gedragsonderzoek, ook in ons labo, heeft al eerder uitgewezen dat zuigelingen sneller afbeeldingen van slangen in het oog krijgen dan prenten met onschuldige kikkers of rupsen. Tegelijk is gebleken dat angst voor gevaarlijke dieren niet aangeboren is. Als men een zuigeling in een kamer zet samen met een slang, zal het kind niet beginnen te transpireren. Evenmin ziet men een toename van de hartfrequentie." Het Brusselse team heeft nu met behulp van elektrofysiologie kunnen aantonen dat de menselijke hersenen van nature het potentieel hebben om slangen snel te herkennen aan de hand van visuele kenmerken. "Met elektro-encefalografie hebben we de elektrische hersenactiviteit gemeten bij een 50-tal zuigelingen tussen de leeftijd van zeven en tien maanden", legt Julie Bertels uit. "We toonden de kinderen verschillende reeksen met beelden van dieren in hun natuurlijke omgeving. Er werden zes beelden per seconde geprojecteerd, wat overeenstemt met 167 milliseconden per beeld. Dat is dus zeer snel. Iedere reeks werd doorlopen in een tijdspanne van 20 seconden." "In de helft van de reeksen zaten eerst vijf beelden van verschillende dieren (koeien, honden, konijnen, vissen, enzovoort). Daarna volgde een afbeelding van een opgerolde slang. Het was telkens een verschillende slang: een andere kleur, een andere omgeving. Bij de andere helft van de reeks was de slang vervangen door een kikker of een rups. Die dieren worden in dit soort onderzoek vaak gebruikt als controle- element voor slangen." "Uit de respons op het elektro-encefalogram konden we afleiden dat de zuigelingen selectief en heftiger reageerden op de afbeelding van een slang dan op een ander dier, alsof ze daarvoor een 'radar' in hun hersenen hebben. Hoewel ze nooit enige ervaring met slangen hadden gehad, detecteerden ze die dieren kennelijk in één oogopslag: de neuronale respons had een grotere amplitude dan bij kikkers of rupsen. Dat was vooral duidelijk ter hoogte van de occipitale cortex, die gespecialiseerd is in het verwerken van visuele prikkels. Die selectieve aandacht is waarschijnlijk te wijten aan de opgerolde vorm van de slang, die andere dieren niet hebben." Julie Bertels denkt dat de selectieve aandacht voor slangen de voedingsbodem zou kunnen zijn voor het ontwikkelen van angst en fobie in het latere leven. "We moeten proberen aan te tonen dat er een verband bestaat tussen de heftige respons op visuele kenmerken van gevaarlijke dieren en het optreden van angst voor diezelfde dieren enkele jaren later. Als we weten hoe een fobie precies ontstaat, kunnen we mogelijk behandelingen ontwikkelen." "We willen nu onderzoek doen met andere gevaarlijke of bedreigende dieren, zoals spinnen. Bovendien gaan we nog jongere zuigelingen inschakelen, omdat te kijken hoe de hersenresponsen evolueren. We willen weten of de selectieve aandacht voor gevaarlijke dieren al bij de geboorte bestaat, wat zou betekenen dat hij werkelijk aangeboren is. Verder zullen we nagaan welke visuele kenmerken van de slang precies de aandacht trekken. Bij apen heeft men aangetoond dat niet alleen de opgerolde vorm, maar ook de ruitvormige schubben van de slang een ankerpunt zijn."