De dag erop ging ik meteen als psychiater aan de slag. Uiteraard had ik enkele voornemens: met de fiets naar het werk, mijn doctoraat afwerken, minder uren werken en zorgzaam omgaan met de aso's.

Zes maanden en een pandemie later blijkt elk voornemen gesneuveld. Oeps, pijnlijk. Toegegeven, dat een aantal van bovenstaande voornemens zou sneuvelen, had ik op voorhand kunnen voorspellen. Dat dit ook het geval zou zijn voor het laatste voornemen in het rijtje - de aso's met zorg behandelen -, had ik niet gedacht en daar wil ik het in deze column over hebben.

Toen ik stage deed in mijn masterjaren geneeskunde zwoor ik mezelf om het beter te doen, en een betere aso te zijn voor de stagiairs geneeskundestudenten. En als ik terugkijk op deze periode denk ik: mission accomplished. Als aso was ik veeleisend voor mezelf - en mijn stagemeester -, maar niet voor de vers-uit-de-boeken komende studenten.

Ik had voor mezelf de volgende aandachtspunten genoteerd:

- Begripvol en geduldig omgaan met stagiairs - twee keer dezelfde vraag stellen is dik oké!;

- Vaardigheden aanleren in plaats van koffie - met of zonder suiker - in te schenken;

- Stagiairs de tijd en ruimte geven om deze vaardigheden te oefenen. Niet volgens het principe see one, do one, fail one;

- Duidelijk communiceren wanneer een stagiair me wel en niet moet volgen. Ooit volgde ik een arts tot aan het toilet;

- De do's en de don'ts op een afdeling uitleggen. Een dropping op dienst X zonder uitleg of opdracht is eerder iets voor in de scouts;

- Stagiairs uitdagen op vlak van kennis en vaardigheden. Ik had namelijk tijdens mijn stagiairschap een ware expertise uitgebouwd in verpleegkundige en administratieve taken.

Nu ben ik psychiater en werkt er een aso op mijn dienst. Ik vroeg haar laatst: "En? Valt het wat mee om naast me te werken als aso? Of geef ik jou écht veel werk? Voel je de ruimte om deze zaken met me te bespreken?"

Ik herinner me - uiteraard nog heel levendig - het onmachtige gevoel dat ik met vele jonge collega-assistenten deelde over de hoge werkdruk, de grote hoeveelheid administratie, de continue beoordeling, de kritische blik ... en dat alles voor een behoorlijk laag uurloon. Ik stond mee op de barricades voor een beter georganiseerde, kwalitatieve opleiding en betere arbeidsvoorwaarden dan onder het huidige sui generis-statuut. Dus, als ex-militant en overtuigd van mijn eigen chillness, stond ik met een grote glimlach het verdict af te wachten.

Het antwoord kwam eerder stamelend: "Euh, ja... euh. Je geeft me wel veel to do's en, en, euh... het is soms wel erg hard doorwerken". Ik schrok van het antwoord. Oké, de inhoud zei me dat ik haar takenpakket beter moet afwegen. Maar wat ik me op dat moment pas écht realiseerde was dat ík nu aan de 'andere kant' sta. Het is niet meer vanzelfsprekend om mij te vertellen hoe het eigenlijk echt gaat.

Ben ik minstens even kritisch over mijn eigen werk, als over het werk van onze arts in opleiding?

Kán ik überhaupt van een aso verwachten dat zij op tijd haar grenzen aangeeft? Dat ze me durft uit te dagen in mijn behandelvisie? Dat ze durft te vertellen dat ze iets nog niet helemaal onder de knie heeft?

Gelukkig weet ik nog hoe het voor mezelf voelde als aso: ik wou graag gezien zijn en onthouden worden als hardwerkende assistent waarvan patiënten en medewerkers altijd tevreden waren. Dat leek mij het ideale recept voor een tevreden werkgever, goede stagequoteringen en last but not least de kans op een droomjob.

Neen, het is niet evident om grenzen aan te geven, je leidinggevende uit te dagen of je eigen kwetsbaarheden aan te geven. Ik voel dan ook dat een moment van introspectie zich opdringt: geef ik haar ruimte om bij te leren? Ben ik minstens even kritisch over mijn eigen werk, als wanneer het over haar werk gaat?

Oké, tijd voor nieuwe voornemens! Vanaf vandaag ga ik bewust om met mijn jonge collega's door echt tijd te maken, ruimte te creëren voor open overleg en connectie. En misschien ga ik ook wel terug met de fiets naar het werk!

De dag erop ging ik meteen als psychiater aan de slag. Uiteraard had ik enkele voornemens: met de fiets naar het werk, mijn doctoraat afwerken, minder uren werken en zorgzaam omgaan met de aso's. Zes maanden en een pandemie later blijkt elk voornemen gesneuveld. Oeps, pijnlijk. Toegegeven, dat een aantal van bovenstaande voornemens zou sneuvelen, had ik op voorhand kunnen voorspellen. Dat dit ook het geval zou zijn voor het laatste voornemen in het rijtje - de aso's met zorg behandelen -, had ik niet gedacht en daar wil ik het in deze column over hebben. Toen ik stage deed in mijn masterjaren geneeskunde zwoor ik mezelf om het beter te doen, en een betere aso te zijn voor de stagiairs geneeskundestudenten. En als ik terugkijk op deze periode denk ik: mission accomplished. Als aso was ik veeleisend voor mezelf - en mijn stagemeester -, maar niet voor de vers-uit-de-boeken komende studenten.Ik had voor mezelf de volgende aandachtspunten genoteerd:- Begripvol en geduldig omgaan met stagiairs - twee keer dezelfde vraag stellen is dik oké!; - Vaardigheden aanleren in plaats van koffie - met of zonder suiker - in te schenken; - Stagiairs de tijd en ruimte geven om deze vaardigheden te oefenen. Niet volgens het principe see one, do one, fail one; - Duidelijk communiceren wanneer een stagiair me wel en niet moet volgen. Ooit volgde ik een arts tot aan het toilet; - De do's en de don'ts op een afdeling uitleggen. Een dropping op dienst X zonder uitleg of opdracht is eerder iets voor in de scouts; - Stagiairs uitdagen op vlak van kennis en vaardigheden. Ik had namelijk tijdens mijn stagiairschap een ware expertise uitgebouwd in verpleegkundige en administratieve taken. Nu ben ik psychiater en werkt er een aso op mijn dienst. Ik vroeg haar laatst: "En? Valt het wat mee om naast me te werken als aso? Of geef ik jou écht veel werk? Voel je de ruimte om deze zaken met me te bespreken?" Ik herinner me - uiteraard nog heel levendig - het onmachtige gevoel dat ik met vele jonge collega-assistenten deelde over de hoge werkdruk, de grote hoeveelheid administratie, de continue beoordeling, de kritische blik ... en dat alles voor een behoorlijk laag uurloon. Ik stond mee op de barricades voor een beter georganiseerde, kwalitatieve opleiding en betere arbeidsvoorwaarden dan onder het huidige sui generis-statuut. Dus, als ex-militant en overtuigd van mijn eigen chillness, stond ik met een grote glimlach het verdict af te wachten. Het antwoord kwam eerder stamelend: "Euh, ja... euh. Je geeft me wel veel to do's en, en, euh... het is soms wel erg hard doorwerken". Ik schrok van het antwoord. Oké, de inhoud zei me dat ik haar takenpakket beter moet afwegen. Maar wat ik me op dat moment pas écht realiseerde was dat ík nu aan de 'andere kant' sta. Het is niet meer vanzelfsprekend om mij te vertellen hoe het eigenlijk echt gaat.Kán ik überhaupt van een aso verwachten dat zij op tijd haar grenzen aangeeft? Dat ze me durft uit te dagen in mijn behandelvisie? Dat ze durft te vertellen dat ze iets nog niet helemaal onder de knie heeft? Gelukkig weet ik nog hoe het voor mezelf voelde als aso: ik wou graag gezien zijn en onthouden worden als hardwerkende assistent waarvan patiënten en medewerkers altijd tevreden waren. Dat leek mij het ideale recept voor een tevreden werkgever, goede stagequoteringen en last but not least de kans op een droomjob.Neen, het is niet evident om grenzen aan te geven, je leidinggevende uit te dagen of je eigen kwetsbaarheden aan te geven. Ik voel dan ook dat een moment van introspectie zich opdringt: geef ik haar ruimte om bij te leren? Ben ik minstens even kritisch over mijn eigen werk, als wanneer het over haar werk gaat? Oké, tijd voor nieuwe voornemens! Vanaf vandaag ga ik bewust om met mijn jonge collega's door echt tijd te maken, ruimte te creëren voor open overleg en connectie. En misschien ga ik ook wel terug met de fiets naar het werk!