Jasmien Obbels, klinisch psycholoog en psychotherapeut in het UPC KU Leuven, focuste met haar doctoraal onderzoek op elektroconvulsietherapie en de ECT-gerelateerde angst die patiënten ervaren. Door in te zoomen op de langetermijn cognitieve bijwerkingen van ECT bij ouderen en de ERAQ-vragenlijst(1) te ontwikkelen, vult ze belangrijke lacunes op in de ECT-literatuur.
...
ECT vormt een uiterst effectieve behandeling voor patiënten met een majeure depressie, bipolaire stoornis, of bij bepaalde vormen van psychose (schizofrenie of schizo- affectieve stoornis). De therapie blijft erg gestigmatiseerd. Met haar onderzoek tracht Jasmien Obbels, die deel uitmaakt van de onderzoeksgroep AcCENT o.l.v. Pascal Sienaert, een aantal misvattingen uit de weg te ruimen om een onnodige rem op het voorschrijven van ECT te voorkomen. "ECT wordt nog te vaak als laatste redmiddel gezien, terwijl het voor sommige patiëntpopulaties een eerstelijnsbehandeling kan zijn. We spreken dan over zeer urgente ziektebeelden, zoals depressies met psychotische kenmerken of gelinkt aan ernstige suïcidaliteit of een grote fysieke impact - bijvoorbeeld een patiënt die niet meer eet of drinkt", vertelt de psychologe. "In het geval van dergelijke, biologische depressies kan ECT spectaculair helpen. We zien vaak heel snel een hoge respons en hoge remissiecijfers." Een van de stempels die ECT krijgt, is dat het cognitieve bijwerkingen geeft. Tijdens het behandeltraject rapporteren patiënten twee soorten bijwerkingen: enerzijds een beperkter kortetermijngeheugen - ze hebben meer moeite om dingen te onthouden, anderzijds een verminderd autobiografisch geheugen - persoonlijke herinneringen ophalen lukt minder goed. Zeker bij ouderen stellen artsen zich vaak terughoudend op, omdat het beeld leeft dat zij 'kwetsbaarder' zijn voor deze neveneffecten. Oudere patiënten en hun familie zijn soms bang voor dementie. "Ons onderzoek toont aan dat deze vooroordelen bij ouderen niet kloppen", legt Jasmien Obbels uit. "En van geïnduceerde dementie is zeker geen sprake." Voor het eerste thema van de doctoraatstudie nam men de cognitieve functies (aandacht, geheugen en executieve functies) van een oudere patiëntengroep (gemiddelde leeftijd van 73 jaar) onder de loep tot vier jaar na behandeling. Op groepsniveau werden geen significante verschillen in de cognitieve functies aangetoond. Als we de subgroepen bekijken, was het merendeel cognitief stabiel, een kleine groep ging er cognitief zelfs op vooruit en een kleine groep leek achteruit te gaan. "Die resultaten lopen parallel met wat we zien bij de jongere volwassen populatie. Het argument dat je het ouder brein moet behoeden voor ECT, gaat dus niet op. Integendeel, die hogere leeftijd is juist een betrouwbare predictor voor een goed effect van ECT. Het zou zonde zijn om patiënten die veel baat hebben bij deze behandeling, ongegrond uit te sluiten", licht Jasmien Obbels toe. Het tweede deel van het onderzoek behandelt de angst van patiënten voor ECT, iets waar nog bitter weinig onderzoek naar werd gedaan. "In mijn bijna tien jaar lange ervaring als klinisch psycholoog op onze ECT-dienst, zag ik dit fenomeen steeds terugkeren. De (soms intense) angst verminderde vaak niet doorheen het traject en maakte dat patiënten de behandeling soms vroegtijdig stopzetten, ook al hielp die goed." De vragenlijst peilt naar 17 diverse topics, van angst voor hersenschade tot angst voor de verdovingsnaald. Zo kan men individueel polsen naar de angsten en hiermee aan de slag gaan. Zorgverleners kunnen de lijst ook als leidraad gebruiken om bepaalde zaken te bespreken, wat soms al helpt om het angstgevoel te verlagen.