...

De krant baseert zich op cijfers die het opvroeg bij het RIZIV. Daaruit blijkt dat een gemiddelde huisarts vorig jaar voor 11,7 procent van zijn patiënten een voorschrift voor antidepressiva afleverde. Tien procent van de huisartsen deed dat voor een vijfde of meer van hun patiënten. Een absolute outlier bleek voor zowat zijn volledige patiëntenbestand antidepressiva voor te schrijven. Nog volgens De Tijd ligt de mediaan van het aantal voorgeschreven dagdosissen (DDD, Defined Daily Dose) per huisarts op 12.876 dagdosissen. Bij de vijf procent 'veelvoorschrijvers' lag dat aantal dosissen ruim vier keer hoger. Dat het gebruik van antidepressiva in België hoog ligt, is geen nieuws. In augustus 2024 publiceerde het Intermutualistisch Agentschap een studie waaruit blijkt dat 13,5% van de volwassen bevolking in België het afgelopen jaar minstens één keer een antidepressivum nam. Het jongste rapport van de Cel Doelmatige Zorg van het RIZIV over "antidepressiva verdeeld in openbare officina's" (dus zonder ziekenhuisapotheken) in 2023 houdt het op 11,58% van de Belgen met ziekteverzekering.Tussen 2013 en 2023 nam het verbruik in DDD per 100.000 verzekerden met gemiddeld 1,99% per jaar toe, berekende de Cel Doelmatige Zorg. De jaarlijkse toename is sterker in Vlaanderen (+2,41%) dan in Wallonië (+1,49%), waar het gebruik van antidepressiva sowieso al hoger ligt. Volgens datzelfde RIZIV-rapport schreef 79% van de huisartsen en 67% van de huisartsen in opleiding een antidepressivum voor in 2023. Van alle voorgeschreven DDD was 74% afkomstig van huisartsen en nog eens 4% van huisartsen in opleiding. Het saldo van de DDD's werd voorgeschreven door psychiaters (14%), neurologen (2%), andere specialisten (4%) en specialisten in opleiding (2%). Domus Medica-voorzitter dr. Jeroen van den Brandt ziet verschillende verklaringen voor het hoge gebruik van antidepressiva. "Er bestaat in België - bij de bevolking, maar ook bij een deel van de artsen - schroom om een niet-medicamenteuze behandeling op te starten. Dat is bijvoorbeeld ook zo bij obesitas: men praat liever over een dosis Ozempic dan over een andere levensstijl. Die schroom kan overigens verdwijnen: uit onderzoek van dr. Ellen Van Leeuwen blijkt dat als je artsen bijschoolt, ze met meer vertrouwen een niet-medicamenteuze behandeling zullen aankaarten." "Een andere factor is dat je in een huisartsenpraktijk vaak niet de luxe van een monodiagnose hebt. Je ziet een patiënt die het moeilijk heeft binnen meerdere levensdomeinen: relatieproblemen thuis, slecht functioneren op het werk, conditieproblemen en sociaal niet meer kunnen participeren. Iemand met zo'n complexe problematiek moeten we warm kunnen toeleiden naar gespecialiseerde hulpverlening, maar die is gefragmenteerd en kampt met wachtlijsten. Daar kan je als huisarts niets aan doen - terwijl de patiënt zich wel blijft aanmelden. Antidepressiva kunnen dan worden overwogen om tijdelijk wat meewind te geven, ook al weet je als huisarts dat dit alleen maar de effecten dempt en niet de kern van het probleem aanpakt." "En dan is er nog het 'nachtkastjes- fenomeen'. Grote verpakkingen van psychofarmaca - vooral hypnotica of angstremmers - worden niet opgebruikt en blijven in het nachtkastje liggen - dat maakt de drempel om ze te gebruiken binnen gezinnen ook laag bij een crisis." Het artikel in De Tijd focust vooral op outliers. Het is al vijf jaar geleden dat artsen feedback kregen op hun voorschrijfgedrag voor psychofarmaca, zegt Van den Brandt. "Sommige variatie in voorschrijfgedrag kan perfect verklaarbaar zijn, bijvoorbeeld in praktijken met een grote populatie met psychiatrische problematiek of veel chronische pijnpatiënten. Maar vandaag hebben we geen zicht op hoe we ons verhouden tegenover andere artsen." Naar analogie met het voorschrijfgedrag voor antibiotica zou de DGEC van het RIZIV artsen daarover kunnen sensibiliseren en informeren. "Gebruik van psychofarmaca buiten de richtlijnen is niet zonder risico, denk maar aan een gewichtstoename en verhoogde valincidentie. Enige vorm van feedback vanuit de overheid zou daarom niet slecht zijn." Het is voor een huisarts, laat staan voor een patiënt, niet altijd makkelijk om de weg te vinden in het landschap van de eerstelijns GGZ. "Er verandert zoveel dat een huisartsenpraktijk haar verwijskaart continu moet actualiseren", zegt Van den Brandt. "Psychosociale zorg moet dichter bij burgers en de huisartspraktijk georganiseerd worden." In Nederland bestaat daarom sinds 2007 de 'Praktijkondersteuner Huisarts - Geestelijke Gezondheidszorg' (POH-GGZ). Dat is iemand die patiënten met psychosociale problemen mee opvolgt in opdracht en in samenwerking met de huisarts, en kan toeleiden naar meer gespecialiseerde zorg indien nodig."Praktijken met zo'n POH-GGZ kunnen ook veel meer aan vroeginterventie doen, in plaats van te wachten tot de problemen escaleren. Denk aan groeps- educatie voor jongeren rond verantwoord schermgebruik of beginnende eetproblemen... Huisartsen hebben vandaag weinig houvast om aan dergelijke vroeginterventie te doen. Dan is het makkelijk om het voorschrijfgedrag over antidepressiva met de vinger te wijzen", besluit Van den Brandt.