...

De dieren waarbij het SARS-CoV-2 werd geïsoleerd, zijn van uiteenlopende aard. Het gaat zowel omhuisdieren als vee en wilde dieren. Katten, honden, muizen, fretten, hamsters en varkens staan op het lijstje. Maar ook gorilla's, nijlpaarden en tijgers. In dat laatste geval worden de dieren besmet in dierentuinen. Dierreservoirs zijn niet alleen bronnen van besmetting voor de mens. Circulatie binnen een diersoort geeft ook aanleiding tot het optreden van nieuwe varianten. In de meeste gevallen besmet een mens een dier, maar in de omgekeerde richting gebeurt het eerder zelden. Toch zijn er gevallen van besmetting door dieren vastgesteld, meer bepaald door nertsen en herten. In een recente Canadese studie hebben onderzoekers kunnen aantonen dat een persoon werd besmet door een hert. Het coronavirus vertoonde tientallen mutaties ten opzichte van andere stammen. Die mutaties hebben echter geen invloed op de doeltreffendheid van de vaccins, want ze liggen buiten het spike-eiwit. Al eerder was met steekproeven aangetoond dat 40% van de herten in de staten Michigan, Illinois, New York en Pennsylvania antilichamen tegen het SARS-CoV-2 heeft. Er zijn aanwijzingen dat de opeenvolgende varianten zich kunnen binden aan een steeds breder spectrum aan ace2-receptoren over de diersoorten heen. Zo kan de omikronvariant zich verankeren op de ace2-receptor van vogels, wat de vorige varianten niet konden. Het gevaar van een dier-op-mens-besmetting met nieuwe varianten wordt er alleen maar groter bij. Redenen genoeg om dieren nauwgezet te monitoren, zeggen experts.