...
De nationale raad van de Orde van artsen bracht op 27 april 2019 deontologische richtlijnen uit voor de toepassing van euthanasie bij patiënten die psychisch lijden ten gevolge van een psychiatrische aandoening. Deze richtlijnen zijn bedoeld om artsen aan te zetten zeer omzichtig om te gaan met een euthanasieverzoek van een psychiatrische patiënt. Deze intentie valt uiteraard toe te juichen, aangezien het niet gaat om een eenvoudige aangelegenheid. Opmerkelijk is echter dat deze richtlijnen klaarblijkelijk voorwaarden bevatten die verder gaan dan de voorwaarden die in de euthanasiewet opgenomen zijn. Zo wordt vermeld dat de twee artsen die de behandelende of uitvoerende arts volgens de wet moet raadplegen 'psychiaters zullen zijn', terwijl volgens de euthanasiewet enkel de tweede geraadpleegde arts een specialist in de aandoening in kwestie of psychiater moet zijn. De eerste geraadpleegde arts kan wettelijk gezien eender welke arts zijn. Maar er is meer, 'de nationale raad is van mening dat de arts die euthanasie overweegt bij psychiatrische patiënten nog een stap verder dient te gaan en fysiek moet samenkomen met de twee psychiaters'. De euthanasiewet bevat nergens de voorwaarde van een dergelijke fysieke samenkomst.Vraag is dan ook welke draagwijdte aan deze richtlijnen gegeven moet worden en of de overtreding ervan tot (deontologische) sancties aanleiding zou kunnen geven. In het werkveld bestaan hierover vele vraagtekens en is er bij menig arts zelfs angst voor mogelijke repercussies in het geval enkel de 'minder verregaande' wettelijke voorwaarden gevolgd worden en niet de richtlijnen van de Orde.De nationale raad heeft het zelf over richtlijnen, zodat op het eerste gezicht de indruk gewekt wordt dat het slechts om een niet-bindende of geheel vrijblijvende leidraad gaat. Dat blijkt bij nader inzien toch niet de bedoeling. In de tekst stelt de nationale raad immers dat de richtlijnen een 'deontologische interpretatie' geven aan de wettelijke voorwaarden of 'gedragsregels' toevoegen aan de bestaande wetgeving. Ook uit de gebruikte bewoordingen van de richtlijnen (artsen 'zullen' en 'moeten') kan afgeleid worden dat de nationale raad er eerder een dwingend karakter aan heeft willen verlenen.De nationale raad heeft zich door het uitvaardigen van de richtlijnen schuldig gemaakt aan bevoegdheidsoverschrijding. Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie en de Raad van State blijkt duidelijk dat de nationale raad geen verordenende bevoegdheid heeft en geen verplichtingen of verboden heeft op te leggen door middel van het uitvaardigen van imperatieve richtlijnen.Volgens het KB nr. 79 m.b.t. de Orde van artsen stelt de nation ale raad in de code van medische plichtenleer de algemene beginselen en de regels vast betreffende de zedelijkheid, de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid, de waardigheid en de toewijding die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep. De code van medische plichtenleer werd niet algemeen verbindend verklaard door de Koning en is dus helemaal niet bindend. Dit geldt dan a fortiori voor de adviezen en richtlijnen van de nationale raad.De overtreding van de euthanasierichtlijnen kan bijgevolg als zodanig niet gezien worden als een deontologisch laakbaar vergrijp en een arts kan geen tuchtsanctie opgelegd krijgen omwille van het loutere feit dat hij de richtlijnen niet naleeft. Dit laatste kan enkel indien aangetoond wordt dat de arts een fout begaan heeft en de eer en waardigheid van zijn beroep aangetast heeft. Hierbij zou terloops hoogstens verwezen kunnen worden naar de richtlijnen van de nationale raad, maar er moet in elk geval een bewijs en motivering zijn van de schending van de eer en de waardigheid van het beroep.Hierbij aansluitend moet vastgesteld worden dat er een uitdrukkelijk en duidelijk wettelijk kader bestaat voor de uitvoering van euthanasie, ook bij psychiatrische patiënten. In de wet worden er zelfs bijkomende voorwaarden voorzien voor zogenaamde 'niet-terminale' patiënten. Deze euthanasiewet en bijkomende voorwaarden zijn net ontstaan na een debat met alle betrokken partijen, ook artsen. Het kan dan ook bezwaarlijk aanvaard worden dat een arts die de wet naleeft, maar niet de richtlijnen van de nationale raad, foutief zou handelen en zich onwaardig zou gedragen.Uit het KB nr. 79 blijkt bovendien dat de nationale raad die beginselen en regelen moet vaststellen die 'onontbeerlijk' zijn voor de uitoefening van het beroep. Ook vanuit deze optiek heeft de nationale raad zich schuldig gemaakt aan bevoegdheidsoverschrijding. Onverminderd het gegeven dat er een wettelijk kader bestaat voor euthanasie met daarin de regels die door de wetgever onontbeerlijk geacht werden, is het een feit dat er geen consensus bestaat over de mogelijkheid van en voorwaarden voor euthanasie bij psychiatrische patiënten in de schoot van de gezaghebbende instanties die zich hierover de afgelopen jaren bogen. Dit blijkt duidelijk uit de richtlijnen van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (2017)1 en het advies van het Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek (2017) over deze thematiek. De nationale raad kan dan ook niet beweren dat de euthanasierichtlij-nen plots wel gebaseerd zijn op een consensus en dat de erin opgenomen regels werkelijk onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep van arts.Het debat over euthanasie zal ongetwijfeld doorgaan en dat is een goede zaak. Eventueel zal de euthanasiewet de komende jaren op bepaalde punten zelfs aangescherpt of aangevuld worden. Tot dan is het aangewezen om geen paniek te zaaien en om niet via de achterpoort van de deontologische richtlijnen of gedragsregels afbreuk te doen aan hetgeen destijds werd beslist door de politieke meerderheid.