...

Patient-Reported Experience Measures (PREMs) en Patient-Reported Outcome Measures (PROMs) worden al langer gebruikt om de zorgervaringen en gezondheidsresultaten bij patiënten in kaart te brengen. Maar bij gebrek aan gestandaardiseerde criteria zijn de resultaten moeilijk vergelijkbaar tussen landen. Daar wil het PaRIS (Patient-Reported Indicator Surveys) -project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) iets aan doen. Het PaRIS-project verzamelde gegevens van 107.000 patiënten van 45 jaar en ouder in 19 landen met een of meer chronische aandoeningen. Voor de VS werd de steekproef beperkt tot de populatie van 65 jaar en ouder die opgenomen is in het Medicare-programma. Ook werden 1.800 eerstelijnszorgpraktijken in de deelnemende landen bevraagd. De tien indicatoren die PaRIS in kaart brengt, omvatten vijf PREMs (vertrouwen om aan zelfbeheer te doen, ervaren coördinatie van zorg, persoonsgerichte zorg, ervaren kwaliteit, en vertrouwen in zorgsysteem) en vijf PROMs (lichamelijke gezondheid, geestelijke gezondheid, sociaal functioneren, welzijn, en algemene gezondheid). Deze 'PaRIS10'-indicatoren laten toe om de prestaties van gezondheidszorgsystemen in de 19 deelnemende landen te vergelijken. Voor acht van de tien indicatoren scoort België in lijn met het OESO-gemiddelde. We doen het beter voor de PREMs 'persoonsgerichte zorg' (vierde plaats, na Zwitserland, de Verenigde Staten en Australië) en 'ervaren kwaliteit' (derde plaats, na Tsjechië en Zwitserland). Het vertrouwen in het gezondheidssysteem ligt het hoogst in Spanje (89%), gevolgd door Saudi-Arabië, Noorwegen, Zwitserland, Nederland en België (70%). Bij de PROMS beoordeelt 72% van de bevraagde Belgen zijn algemene gezondheid als goed, zeer goed of uitstekend. Dat is meer dan het OESO-gemiddelde (60%), maar ver achter Saudi-Arabië (93%), Canada (83%) en de Verenigde Staten (74%). In alle landen vinden de respondenten hun mentale gezondheid beter dan hun fysieke gezondheid, wat te maken kan hebben met de beperking van de bevraging tot patiënten met chronische aandoeningen. Positieve patiëntervaringen zijn significant geassocieerd met betere door de patiënt gerapporteerde gezondheidsuitkomsten, hoewel de correlatie niet altijd hoog is. In alle landen van het onderzoek zijn er aanzienlijke genderkloven in de ervaringen en resultaten van patiënten. Gemiddeld liggen de welzijnsscores van vrouwen 3% tot 5% lager dan die van mannen. De kloof loopt op tot 9% in sommige landen. Sociaaleconomische status, leeftijd en het aantal chronische aandoeningen verklaren een deel van het verschil, maar zelfs als deze factoren in aanmerking worden genomen, is het welzijn van vrouwen nog steeds slechter dan dat van mannen. Kansarme mensen hebben een dubbel nadeel: ze worden eerder ziek en ontwikkelen meer chronische ziekten; en als ze eenmaal ziek zijn, ervaren ze slechtere gezondheidsresultaten. PaRIS toont positieve relaties aan tussen de gezondheidsuitgaven in een land en hoge scores voor lichamelijke gezondheid, welzijn en ervaren kwaliteit van zorg. Deze correlaties zijn echter niet sterk, behalve voor lichamelijke gezondheid. Hogere gezondheidsuitgaven zijn dus geen garantie voor betere resultaten of ervaringen. Tsjechië en Slovenië scoren bijvoorbeeld goed voor de meeste PaRIS-indicatoren, terwijl ze relatief lage gezondheidsuitgaven per hoofd van de bevolking hebben. De Verenigde Staten geven per capita meer dan dubbel zoveel uit als landen met vergelijkbare scores. Landen met een hoger aantal artsen en verpleegkundigen per 1.000 inwoners, zoals IJsland, Noorwegen en Zwitserland, scoren beter voor welzijn, fysieke gezondheid en mentale gezondheid. Hoewel deze analyse geen causaliteit vaststelt, benadrukt het rapport de potentiële voordelen van investeren in zorgpersoneel. Uit het rapport blijkt dat digitale technologie nog niet ten volle benut wordt in de gezondheidszorg. Slechts 7% van de patiënten met chronische aandoeningen heeft al een videoconsult gebruikt, en slechts 17% heeft online inzage gehad in hun medisch dossier. Het rapport waarschuwt wel voor een digitale kloof. Oudere en lager opgeleide mensen hebben moeite met het begrijpen van gezondheidsinformatie en zijn minder vertrouwd met digitale technologie. Websites en digitale gezondheidstools moeten daarom makkelijk te begrijpen en te gebruiken zijn. De continuïteit van de zorg lijdt onder slechte informatie-uitwisseling, zegt het rapport. Een kwart van de patiënten heeft bij een zorgverlener al gezondheidsinformatie moeten herhalen die al in hun medisch dossier had moeten staan.Terwijl 95% van de bevraagde eerste- lijnspraktijken al elektronische patiëntendossiers gebruikt, kan slechts de helft van alle praktijken deze delen met andere praktijken. België scoort hiervoor zeer goed (92%, na Nederland met 97%).