...

Op basis van nomenclatuurcodes wordt geschat dat één VTE huisarts in 2023 200.092 euro uitgaven voor de ziekteverzekering genereert. Dit is een stijging met bijna 60.000 euro in tien jaar (141.360 in 2013). Vooral sinds 2018 (164.235 euro) is er sprake van een grote sprong, deels te verklaren door de toename van het aantal GMD's. Bijna 100% van de uitgaven voor huisartsen hebben betrekking op raadplegingen, huisbezoeken en GMD-forfaits. Het aandeel van (fysieke) raadplegingen daalde van 83% (2013) naar 77%, terwijl de GMD-forfaits stegen van 14% naar 17% van de uitgaven. De praktijkvorm waarin huisartsen actief zijn, kende de voorbije tien jaar een drastische verschuiving (zie grafiek). In 2013 was ongeveer een derde van de huisartsen (36%) actief in een groepspraktijk, in 2023 meer dan de helft (57%). Achter dit nationale gemiddelde gaan grote regionale verschillen schuil. In Vlaanderen is 68% van de huisartsen actief in een groepspraktijk, werkt 25% solo en 7% in een andere praktijkvorm. Ook in Brussel werkt meer dan de helft (53%) in een groepspraktijk, terwijl 37% solo werkt en 10% in een andere praktijkvorm. In Wallonië is de solopraktijk (51%) nog steeds nipt de norm. 38% kiest er voor een groepspraktijk, 11% voor een andere praktijkvorm. De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn nog frappanter. De praktijkvorm van huisartsen jonger dan 34 jaar en huisartsen ouder dan 65 jaar lijken wel spiegelbeelden. Van de jonge huisartsen werkt 72% in een groepspraktijk en 20% solo. Bij de oudste groep huisartsen werkt 63% solo en 29% in een groepspraktijk. In 2023 telde ons land 14.286 actieve huisartsen, goed voor 9.615 VTE. Twee fenomenen springen in het oog: vervrouwelijking en verjonging. 49% van de huisartsenactiviteit werd in 2023 uitgevoerd door vrouwen (42% in 2019). In 2013 was amper één huisarts op tien jonger dan 35 jaar (zie grafiek). In 2023 was dat meer dan verdubbeld tot 24%. Het toegenomen aandeel van jonge huisartsen vertaalt zich ook in een daling van de gemiddelde leeftijd. In Vlaanderen daalde de gemiddelde leeftijd van 51,2 tot 48,8 jaar. België telt 8,35 huisartsen (VTE) per 10.000 inwoners. De provincie Luxemburg heeft met 10,34 de hoogste densiteit, op verre afstand gevolgd door Limburg (9,37). Helemaal onderaan bengelen de provincies Antwerpen (7,76) en Vlaams-Brabant (7,79). Om een leefbare praktijk te hebben, moet een huisarts ongeveer duizend patiënten hebben. De provincies Luxemburg (903) en Limburg (992) halen als enige provincies dat cijfer niet. In de provincie Antwerpen (1.132) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1.174) hebben huisartsen gemiddeld het hoogste aantal patiënten. Mannelijke huisartsen hebben gemiddeld 1.153 patiënten, vrouwen 984. Nationaal zijn er per huisarts jaarlijks 6.754 patiëntencontacten, een stijging met maar liefst 18,2% in vergelijking met 2018 (5.714). West-Vlaamse en Limburgse huisartsen hebben het hoogste aantal patiëntencontacten, respectievelijk 7.161 en 7.138. Om de financiële toegankelijkheid van huisartsen te schatten, berekent het RIZIV een 'gewogen conventioneringsgraad'. Die ligt het laagst in Waals-Brabant (74%) en is het hoogst in Limburg (98%) en Namen (96%). Wat geriaters, pediaters en psychiaters gemeen hebben, naast een etymologische link met het Griekse woord iatros (arts), is dat ze minder technische prestaties verrichten dan de meeste andere specialismen. Het gros van hun inkomen uit terugbetaalde prestaties is afkomstig van raadplegingen en toezichten. Daardoor is hun gemiddeld inkomen ook lager dan dat van specialismen met meer technische prestaties. Qua gemiddeld inkomen ontlopen pediaters en psychiaters elkaar amper, met respectievelijk 196.199 en 216.086 euro per voltijds equivalent (VTE*). Het gemiddelde inkomen van een geriater ligt hoger (320.344 euro), maar is nog altijd een stuk lager dan het gemiddelde inkomen van een specialist inwendige geneeskunde (427.666 euro). Belangrijke voetnoot daarbij is dat het steeds gaat om bruto-inkomens, voor aftrek van eventuele praktijkkosten en afdrachten aan ziekenhuizen. In 2023 waren er 483 geriaters met een RIZIV-nummer, waarvan er 413 actief waren (wat in RIZIV-termen wil zeggen dat ze minstens één terugbetaalde prestatie aanrekenden). Volgens de RIZIV-rekenkunde komt dat overeen met 283 VTE's. Het RIZIV telde 2.177 pediaters waarvan 1.593 actieve, voor een totaal van 1.038 VTE's. Van de 2.595 psychiaters waren er 2.056 actief, goed voor 1.324 VTE's. Vrouwelijke professionals vormen een ruime meerderheid bij de geriaters (72%) en pediaters (76%), terwijl 57% van de psychiaters vrouwen zijn. De gemiddelde leeftijd van een VTE in deze specialismen is het hoogst bij psychiaters (49,2 jaar voor Nederlandstaligen en 52,6 jaar voor Franstaligen), en het laagst bij geriaters (45,8 jaar voor Nederlandstaligen en 47,1 jaar voor Franstaligen). Pediaters zitten er net tussen (47,5 jaar voor Nederlandstaligen en 48,2 jaar voor Franstaligen).Als we de leeftijdsverdeling in detail bekijken (zie grafiek), valt op dat geriaters (4%) en pediaters (6%) minder vaak na hun 65ste aan de slag blijven dan psychiaters. Een mogelijke verklaring is dat zij vaker dan psychiaters actief zijn in ziekenhuizen, waar een verplichte leeftijdsgrens kan bestaan. De geografische dichtheid (zie tabel), gemeten als aantal VTE's per 10.000 verzekerden, is het hoogst voor psychiaters (1,15), gevolgd door pediaters (0,9) en op ruime afstand geriaters (0,25). De dichtheid voor zowel pediaters als psychiaters is het hoogst in Brussel (respectievelijk 1,84 en 2,15), die voor geriaters in West-Vlaanderen (0,33). In Waals-Brabant en Vlaams-Brabant zijn er het minst geriaters (0,13 en 0,12); pediaters zijn in Limburg het minst dik gezaaid (0,45) en psychiaters in Luxemburg (0,60). Voor alle drie specialismen geldt dat de overgrote meerderheid van de artsen geconventioneerd is. Bij geriaters bedraagt de gewogen conventioneringsgraad zelfs 100%. Bij pediaters is dat 83%, bij psychiaters 89%. De werklast (zie grafiek) wordt gemeten via het aantal patiënten per VTE en het aantal patiëntcontacten per VTE. Geriaters hebben gemiddeld 743 patiënten, waarmee ze 4,5 contacten per jaar hebben. Pediaters hebben meer patiënten (880) maar minder contacten per patiënt (1,8). Een VTE psychiater heeft slechts 345 patiënten, maar heeft daarmee wel meer contacten (6,1).