...

Vijf jaar geleden werden we opgeschrikt door onrustwekkende berichten uit China. Een tot dan onbekend virus richtte een ware ravage aan in Wuhan. Minder dan twee maanden later kende iedereen spijtig genoeg maar al te goed het covid-19-virus. Vijf jaar. Nochtans lijkt het voor veel zorgverstrekkers alsof het gisteren was. Dat het virus ook vandaag nog steeds aanwezig is, draagt zeker tot dat gevoel bij. In deze editie van Artsenkrant starten we een reeks waarin we terugblikken op deze periode. Een van de problemen die - zeker tijdens de zwaarste golven van de pandemie - naar boven kwam, was het effect op de mentale gezondheid van jong en oud. De impact was enorm en toonde aan dat er in het verleden te weinig aandacht werd besteed aan mentale gezondheid. Dat moest en zou veranderen. Het is echter zeer de vraag of er effectief veel is veranderd. Met cijfers van het RIZIV in de hand pakte De Tijd uit met het grote aantal Belgen dat antidepressiva slikt. Daar hoorde meteen een beschuldigende vinger bij richting huisartsen. Zijn er misstanden en outliers die te veel voorschrijven? Ongetwijfeld. Dat moet worden aangepakt. Het collectief veroordelen van de huisartsen is echter een stap te ver. Zij worden dagelijks geconfronteerd met patiënten met een mentale problematiek. Ze weten maar al te goed dat medicatie niet alleenzaligmakend is en dat goede psychologische begeleiding vaak meer en duurzamer oplossingen biedt. Maar dan komt de aap uit de mouw. Wanneer de huisarts de patiënt wil doorsturen naar meer gespecialiseerde zorg, komt de patiënt op een ellenlange wachtlijst te staan. En dat is de verantwoordelijkheid van de overheid. Die moet dringend de daad bij het woord voegen en niet enkel lippendienst bewijzen aan de aanpak van mentale gezondheid.