Burn-out en andere stressgerelateerde aandoeningen vormen een grote uitdaging voor artsen en medisch professionals. De wetenschappelijke belangstelling hiervoor is de afgelopen jaren sterk toegenomen, wat te zien is aan de diverse interventies die ontwikkeld zijn om burn-out te verminderen en het mentaal welzijn te ondersteunen. Huisarts dr. Annelore Van Heghe onderzocht welke soorten interventies effectief zijn in het verminderen van burn-out bij artsen in opleiding en studenten geneeskunde.
...
Het onderzoeksthema kwam toevalligerwijs bij Van Heghe op haar pad. "Het thema mentale gezondheid is belangrijk en de laatste jaren alleen maar relevanter geworden. Online stuitte ik toevallig op het project Gezonde en Bevlogen Artsen van doctoraatskandidaat Anke Boone, van wie het onderzoek me gelijk aansprak en waar ik bij kon aansluiten." Voor het onderzoek voerde Van Heghe een uitgebreide systematische literatuurstudie uit. Ze analyseerde in totaal zeventig wetenschappelijke interventiestudies, gericht op het voorkomen of verminderen van burn-outklachten. Tien daarvan waren gericht op klachten bij studenten geneeskunde en zestig op artsen in opleiding. "Zowel bij studenten geneeskunde als bij artsen in opleiding bleken individuele interventies vaakst onderzocht, zoals stressmanagementtrainingen, persoonlijke coaching of mindfulness-training. Bij studenten toonden zes op de tien onderzochte interventiestudies een significante vermindering van burn-out, terwijl bij artsen in opleiding het succespercentage lager lag. Daar rapporteerden slechts 23 van de 60 studies een significant positief effect op burn-out", stelt Van Heghe. Een belangrijke bevinding volgens de huisarts, is dat in de opleiding geïntegreerde interventies beter werken bij studenten, terwijl bij artsen juist vrijwillige interventies beter aanslaan. Dat zou te maken kunnen hebben met tijdsdruk: studenten onder hoge prestatiedruk schuiven vrijwillige sessies sneller opzij, terwijl artsen in opleiding overbelasting ervaren als hen iets verplicht wordt opgelegd. Dit hangt samen met de hoge werklast, waardoor artsen de voorkeur geven aan vrijwillige interventies buiten diensturen, beargumenteert Van Heghe. Verrassend genoeg bleken bij beide onderzoeksgroepen gecombineerde interventies (gericht op zowel individuen als groepen), hoewel vaak aanbevolen in de literatuur, relatief weinig succesvol. Het belang van interventies wordt door Van Heghe onderstreept. "Ik zie burn-out veelvuldig in de praktijk langskomen, ook onder studenten. Veel van hen beginnen naïef aan de studie en mentale problemen zijn dan lastig te onderkennen. Als je dergelijke problematiek niet van nabij kent, is het moeilijk om de urgentie ervan in te zien, maar uiteindelijk komt iedereen wel eens op een punt dat burn-out reëel wordt. Daarom is het belangrijk dat opleidingen aandacht besteden aan het herkennen en managen van beginnende klachten, want niet elke student heeft een voldoende ondersteunende omgeving. De prestatiedruk is hoog, en het is belangrijk om ruimte te creëren voor gesprek en reflectie." Van Heghe zegt dat opleidingen meer zouden moeten doen dan enkel het aanbieden van infosessies: "Er moet ruimte zijn om over mentale gezondheid te praten. Niet elke student heeft een sterk sociaal vangnet. De opleiding speelt daarin een belangrijke rol gezien men daar best de uitdagingen kent waar studenten voor staan. Aanvullend kwantitatief onderzoek is nodig om verder te analyseren welke interventies belangrijk zijn voor een doeltreffende aanpak." Daarnaast benadrukt Van Heghe dat het voor artsen in opleiding belangrijk is om hen een degelijk en vrijblijvend ondersteunend interventiesysteem aan te bieden, buiten de normale werktijden. "Ook bij professionals is het belangrijk om tijdig burn-outsignalen te herkennen, vóór het tot demotivatie of afhaken leidt. Als bij iemand het vuur dooft, verliest de samenleving misschien wel een goede arts en dat is jammer. Mentale flexibiliteit van artsen is daarom belangrijk om in te investeren, zodat ze op de lange termijn tevreden kunnen blijven werken." "Hoewel ik graag concreet iets voor mensen beteken, was geneeskunde toch niet mijn eerste ingeving. Ik kom niet uit een typische artsenfamilie, maar uit een gezin van leerkrachten. Ik wilde aanvankelijk verpleegkunde gaan studeren, maar mijn ouders moedigden me aan om toch het toelatingsexamen voor geneeskunde af te leggen. En dat lukte", vertelt de huisarts. "Gezondheidsproblemen kunnen mensen angstig maken, waardoor ze zich kwetsbaar en onzeker voelen. Als huisarts ben je het eerste aanspreekpunt. Je kunt hen geruststellen, vragen beantwoorden, eventueel doorverwijzen en ondersteunen op moeilijke momenten. Dat vind ik een bijzonder waardevol onderdeel van mijn vak", besluit Van Heghe.