...

De wetgever is terecht bekommerd om de kwaliteit van onze gezondheidszorg. Dat blijkt onder meer uit de Zorgkwaliteitswet. Maar die wetgever is slordig als het gaat om de kwaliteit van het eigen 'product'. Ook in de gezondheidszorg bestaan er veel voorbeelden, zeker wanneer een wet voortkomt uit een wetsvoorstel.De verklaring is eenvoudig. Een wetsvoorstel wordt geschreven door een of meerdere parlementsleden en moet niet naar de Raad van State voor advies. Een wetsontwerp gaat uit van de regering en daarover moet wel advies aan die Raad worden gevraagd. Het wetsvoorstel tot wijziging van de wet op de zwangerschapsafbreking, dat momenteel wordt besproken, is bijvoorbeeld niet getoetst door de Raad van State. Maar hierop ga ik nu niet in.De wet van 23 mei 2013 op de esthetische genees- en heelkunde is een goed voorbeeld van hoe het niet moet. Ook die wet komt voort uit een wetsvoorstel. De voorzitter van de Senaat, die toen nog een rol speelde in het wetgevend proces, had de alertheid om toch het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel te vragen. Dat advies bevat heel wat nuttige suggesties. Maar omdat het 'slechts' een advies is, mogen de parlementsleden dat naast zich neerleggen, hetgeen ze ook in dit geval met zwier deden.Vooreerst is er de vraag of de esthetische genees- en heelkunde als geneeskunde, en dus als gezondheidszorg kan worden gekwalificeerd. In zijn advies was de Raad van State van oordeel dat daar weinig discussie over kan bestaan. Ook het Grondwettelijk Hof sprak zich al in die zin uit. Niettemin heeft de wetgever de definitie van gezondheidszorg in de wet patiëntenrechten uitgebreid met de esthetische genees- en heelkunde om die rechten ook van toepassing te maken op dit onderdeel van de geneeskunde. Volkomen overbodig en een voorbeeld van parlementaire 'overshooting'. Maar er is meer aan de hand.De wetgever was van oordeel dat de algemeen geldende patiëntenrechten niet volstonden en dat hier extra bescherming nodig was. Dat is een legitieme keuze. Daarom behoudt artikel 9 van de wet het uitoefenen van de esthetische genees- en heelkunde voor aan wie erkend is als drager van de bijzondere beroepstitel van arts-specialist in de plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde of in de heelkunde. Op die algemene regel voorziet artikel 10 een aantal uitzonderingen. Maar dat artikel 10 is nog steeds niet in werking getreden. Aanvankelijk zou dat al op 1 september 2013 zijn, nadien werd dat 1 september 2014 en nu zal dat pas zijn op een nog door de koning te bepalen datum. En dat heeft heel belangrijke gevolgen voor de bescherming van de patiënt die de wetgever zo hoog in het vaandel draagt. Artikel 24, § 4 van de wet bepaalt namelijk dat zolang dat artikel 10 niet in werking is getreden, iedere 'houder van een master in de geneeskunde' (lees: iedere arts) of 'gelijkwaardig' bevoegd is om alle niet-heelkundige esthetische ingrepen en sommige heelkundige esthetische ingrepen uit te voeren. Of, hoe de wetgever het tegengestelde bereikt van wat hij beoogt.