"Ik heb altijd van kleins af getekend en geschilderd", start dr. Anne Coolen (69) haar verhaal. De geboren Limburgse (uit Heusden-Zolder) woont en werkt al lang in Antwerpen. "Ik kom uit een familie van dokters en apothekers, dan was het niet evident om je als kunstenaar te uiten. Ik ben vooral blij dat ik nooit heb moeten kiezen. Ik heb altijd geneeskunde en kunst gecombineerd", klinkt het.
...
Dr. Coolen heeft net een succesvolle tentoonstelling van portretten die ze het voorbije jaar heeft gemaakt achter de rug. "Hier hangen een kleine vijftig werkjes. Dat is het voordeel van portretten: het zijn meestal kleinere werkjes, die kan je makkelijker verplaatsen dan de meestal grote, abstracte doeken die ik vroeger maakte." De kunstige arts (ze heeft onder andere tropische geneeskunde gestudeerd en is Mayrarts) noemt zichzelf een colorist: zowel in haar eerdere werk als in de portretten is een veelheid aan kleuren prominent aanwezig. "Ik heb altijd graag gestudeerd, nog steeds trouwens, en ik vind geneeskunde blijvend interessant. Maar die linkerhelft van mijn brein is maar één aspect van mijn persoon. Ik heb altijd getekend, geschilderd, van kleins af. Ik heb tijdens mijn studententijd ook een opleiding beeldhouwen en keramiek gevolgd aan de academie in Leuven, ik was tevens een verwoed fotograaf met een scherp oog. Tja, hoe word je als kunstenaar getriggerd? Een patiënt die voor me zit, een detail in de natuur of in een persoon dat mijn aandacht trekt en blijft hangen: dat is nu eenmaal het creatief proces of inspiratie. Maar het is wel duidelijk dat het ene aspect het andere helpt", klinkt het. Het samengaan van geneeskunde en kunst geeft geneeskunst: "Misschien zou het goed zijn als iedereen die beide facetten zou ontwikkelen." Kunst als medicijn dus. Hoezeer dr. Coolen soms inspiratie oppikt op haar praktijk en kabinet, "ik blokkeer bewust dagen in mijn agenda die zijn voorbehouden om te schilderen of om creatief bezig te zijn. Die twee kunnen echt niet door mekaar lopen." En hoe gaat dat dan in zijn werk? "Ik trek mijn oude overall aan, ik zet jazzmuziek op, ik observeer, en ja, dan komt het, hè. Dat is compleet iets anders dan wanneer een patiënt voor je zit en je probeert logisch een oplossing te vinden voor het probleem waarmee hij of zij bij jou aanklopt." Terwijl we langs de portretten wandelen, valt op dat meerdere werken gelaagd zijn. "Dat klopt. Meestal liggen mijn schilderijen op de grond en werk ik aan verschillende werken tegelijkertijd. Maar tijdens dat proces corrigeer ik de penseelstreken met doeken, vodden of met mijn handen. Dat maakt dat een schilderij vaak 20-30 lagen telt vooraleer het werk 'af' is." En toch: "Eigenlijk is een werk nooit af. Op deze tentoonstelling hangen meerdere werken die ik snel geschilderd heb. Als het portret of het doek rust uitstraalt, uit zichzelf gaat leven of als ik het goed en sterk vind, zet ik het weg, om het misschien later opnieuw te herwerken, of daar toch iets extra's aan toe te voegen. Maar in dat creatief proces kan je ook iets 'kapot schilderen'", maakt ze duidelijk. Sowieso werk ik liefst rond thema's of in series, krijg ik te horen. "Ditmaal heb ik me gebaseerd op een boek, Der ewige Schlaf, met zwart-witportretten van dode mensen. Het lijkt alsof ze slapen. Dat komt terug in een aantal portretten die hier hangen. Maar je merkt ook: sommige portretten krijgen, door een andere achtergrondkleur of perspectief, een heel andere uitstraling." De inspiratiebron blijkt alvast heel uiteenlopend. "Dat zijn drie zusjes-patiënten, die vonden het best grappig om te poseren. Daarnaast hangt een portret van mijn opa-arts (n.v.d.r.: uw verslaggever dacht veeleer aan Bert De Graeve, oud-CEO van VRT en Bekaert), daar hangt mijn oma. En dat ben ik op de fiets als kind. Die portretten heb ik gemaakt op basis van oude foto's. En die slapende vrouw leunt weer meer aan bij mijn abstract werk." De omslag van haar vroegere, grote abstracte doeken naar portretten "is er vooral gekomen als een uitdaging voor mezelf. Je bent als kunstenaar altijd gedreven bezig, maar je zoekt ook uitdagingen. Ik heb een heel goede leraar portretschilderen gehad, maar ik ben evenzeer een gretig bezoeker van musea en tentoonstellingen, weze het Mayer van den Bergh of namen als Matisse, Paul Klee, Bonnard en Les Fauves, Rothko. Als je dan voor werk van bijvoorbeeld een Rubens staat, kan je op tweeërlei manieren reageren: ofwel concludeer je dat je beter kan stoppen, of je kan altijd iets leren van die oude meesters." Eén ding is sowieso duidelijk: "Ik werk niet in opdracht, ik geef vooral mezelf opdrachten. En waar dat artistieke pad mij naartoe leidt, zal de toekomst uitwijzen."