Het gaat goed met de artsen in opleiding. Dat wil zeggen, het gaat goed met hun overkoepelende vereniging Vaso. De Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding breidt haar werking voortdurend uit en komt handen tekort.
Dat is helaas niet onlogisch. Decennialang al zijn er klachten over de wijze waarop stagemeesters en ziekenhuizen assistenten behandelen. Het sociaal statuut van de arts in opleiding liet en laat te wensen over. Al te vaak beschouwen ziekenhuizen stagiairs als goedkope arbeidskrachten. Een heel hoge werkdruk, slechte loonvoorwaarden en weinig waardering is jarenlang het lot geweest van de specialist in opleiding.
Nu hoeven artsen geen watjes te worden, maar trop is te veel. Dat in dit beeld langzaam verandering komt, is dus een goede zaak. Het is in niet geringe mate te danken aan Vaso. De kernactiviteit van de vereniging is bijstand verlenen. Of het nu gaat over de interpretatie van CAO's of over de verdediging van stagiairs voor de erkenningscommissies. Het succes van het Vaso-meldpunt bewijst trouwens dat alles nog lang niet op wieltjes loopt.
Artsen hoeven geen watjes te worden, maar trop is te veel
Om zaken ten gronde te veranderen, is meer nodig. De knoop zit hem in de combinatie opleider/stagemeester en werkgever. Essentieel is een scheiding van de functies 'opleider' en 'werkgever'. De artsen-specialisten kunnen zich in deze materie spiegelen aan het voorbeeld van de huisartsen. Jaren geleden zag het Interuniversitair centrum voor de huisartsopleiding het daglicht. Dat zorgde voor veel gezondere (financiële) relaties tussen de verschillende partijen. Wel ligt het bij specialisten natuurlijk een stuk ingewikkelder dan bij huisartsen. Al was het maar omdat het over meer dan 25 disciplines gaat. Een opleiding tot psychiater lijkt natuurlijk in weinig op een opleiding tot chirurg of radioloog.