...

Pol Jacquemyns, in de jaren 50 en 60 voetbalverslaggever in Sportweekend bij de toenmalige BRT, gaf in 1942 een boek uit met als titel Onze voetbalfiguren: geschiedenis, techniek en taktiek van een spel. Daarin bespreekt hij onder andere de Belgische nationale ploeg die in 1920 goud won op de Olympische Spelen die toen in Antwerpen werden gehouden. Een van de spelers was Armand Swartenbroeks, samen met Oscar Verbeeck de sterkhouder in de achterhoede."We kunnen alleen vaststellen dat Swartenbroecks (sic) en Verbeeck, van karakter twee antipoden, het compleetste backstel vormden dat ooit in ons land tussen de krijtlijnen stond", schrijft Jacquemyns. Verbeeck noemt hij "grillig van natuur, ietwat fantast", maar Swartenbroeks was volgens Jacquemyns een en al "ernst en degelijkheid". Hij haalde een constant niveau en "altijd was hij een voorbeeld van sportiviteit voor maat en tegenstander. (...) Aan niets van wat kan worden vereist van een complete achterspeler ontbrak het hem: noch aan kalmte, noch aan macht, noch aan doorzicht. (...) Het door zo veel andere backs gehuldigde 'weg is weg' was hem vreemd". Hij was, concludeert Jacquemyns, "een der allergrootste voetbalfiguren van zijn tijd". Anno 2020 heeft Marc Hendrickx met Armand een doorwrocht boek over Swartenbroeks leven en werk geschreven, en er is ook een theatervoorstelling (in twee landstalen) aan gekoppeld. "Hij was doordrongen van de olympische gedachte: hij speelde louter als amateur. Voetballen voor geld was voor hem net niet verwerpelijk. Het ging om de eer en het land", zegt Hendrickx. Was het uitzonderlijk voor Swartenbroeks om in die tijd arts en voetballer te zijn?Armand werd geboren in een relatief eenvoudig milieu. Zijn ouders hadden een kruidenierswinkeltje en waren ambitieuze vrijmetselaars. Op het internaat leerde Swartenbroeks voetballen. Als hij in 1910 de school verlaat, kiest hij voor de zwaarste en duurste studie: geneeskunde aan ULB. Voor hem was arts worden vanuit zijn sociale achtergrond een heel straffe prestatie. Het was eigenlijk out of his league. Union Sint-Gillis was in die tijd de grote Brusselse club, Daring de meest volkse. Armand speelde in de ploeg van de ULB en werd ontdekt door een scout die hem in 1911 naar Daring Club de Bruxelles haalde. Met de jonge Armand in de ploeg wordt Daring voor het eerst landskampioen.En toen brak de Eerste Wereldoorlog uit.Er was medisch personeel tekort, dus hij werd meteen onder de wapens geroepen als een van de vele aspirant- artsen die moesten bijspringen waar ze maar konden, zonder veel middelen of mogelijkheden. In het theaterstuk vatten we het samen als 'van de schoolbank naar de slachtbank'. Tijdens WO I had je ook de Front Wanderers, het oorlogsalternatief voor de Rode Duivels, waarvan hij een van de leiders was. Eigenlijk vind ik dat zijn strafste prestatie. Het is de kern van waar hij voor stond. Armand was doordrongen van het humanisme en de Front Wanderers zijn opgericht om geld in te zamelen voor de vluchtelingen. Ze bleven ook na de oorlog matchen spelen. Ze deden eigenlijk wat Vincent Kompany nu doet met zijn Brussels project. Alleen heeft Armand daar geen geld, maar een stuk van zijn leven in geïnvesteerd. Het is ook met Front Wanderers en nieuwe talenten dat België in 1920 olympisch kampioen werd. Armand werd recordhouder wat het aantal interlands betreft en opende zijn artsenpraktijk in Ukkel. Want dokter zijn, dat was en bleef voor hem veruit het belangrijkste. Na de oorlog bleef hij nog een poos in dienst en werkte hij in het militair hospitaal in Brussel, voor hij begin 1921 als élève-médecin begon in het Saint-Jean Ziekenhuis. Al snel stapte hij over naar Saint-Pierre en Brugmann, waarin hij tot 1927 actief zou blijven. Zijn eigen praktijk opende hij in Koekelberg en vanaf 1927 werkte hij op de kinderafdeling van het grote Sint-Elisabethziekenhuis in Ukkel. Hij was behalve arts en voetballer ook politicus: hij was schepen en burgemeester in Koekelberg.Zijn bijnaam was 'de rode doctoor'. Als liberaal ging hij in de politiek op aandringen van Oscar Bossaert, die hij later ook zou opvolgen als burgemeester van Koekelberg. In jaren 50 was hij als 'adviseur sociale zaken' controleur voor arbeiders en bedienden die ziek thuis zaten. Maar... half Koekelberg werkte in de fabriek van zijn vriend Bossaert. Armand liet zich echter niet onder druk zetten. Was je ziek, dan werd je niet alsnog naar de fabriek gestuurd. Vandaar zijn bijnaam.Waarom heeft het zolang heeft geduurd voor zijn bijzondere verhaal weer aan de oppervlakte kwam?Omdat wij Belgen zijn ( lacht). Nu zeg ik misschien iets heel stouts, maar wij hebben niet wat andere landen hebben, dat chauvinisme, die verheerlijking van onze helden. Ik heb dit boek geschreven uit een soort van kwaadheid. Hoe is het mogelijk dat de grote massa dit fantastische verhaal niet (meer) kent? Tussen 1911 en 1971, toen Armand met pensioen ging, was hij een van onze vier of vijf beroemdste landgenoten. Nog geen 60 jaar later is hij totaal vergeten. En dat terwijl wat de Front Wanderers gedaan hebben zo uitzonderlijk is! Waren hij en zijn maats Engelsen geweest, hun verhaal was al zes keer verfilmd en er was een stapel boeken van een meter hoog. Weet je, we spreken vandaag over de gouden generatie voetballers: Lukaku, Hazards, Vertonghen, De Bruyne. Maar ik word liefst niet geopereerd door hen en ik zie er niet meteen goede burgemeesters bij lopen ( grijnst). Armand was zoveel meer dan alleen maar topvoetballer. Hij heeft eigenlijk vier of vijf levens geleid.