...

Welke psychische aandoeningen bij kinderen en adolescenten namen tijdens de pandemie sterk toe in frequentie of in intensiteit? Professor Delphine Jacobs: De problematiek is eigenlijk veel breder dan dat: we zagen een forse stijging in familiaal geweld en kindermishandeling, meer overgewicht, gevolgen van een gebrek aan beweging en sportactiviteiten, en meer schermtijd (smartphone, tv, ...). Daarnaast zien we meer depressies en angststoornissen, eetstoornissen, zelfmoordpogingen en OCD (dwangstoornissen), psychoses en klinische indicaties voor paranoia - ook bij 12-13-jarigen. Sinds de pandemie zien we dat deze problemen ook jongere kinderen kunnen treffen. Het is belangrijk om de afwezigheid op school, om psychosociale reden of met betrekking tot covid, te beperken in tijd: een te lange onderbreking kan maken dat de terugkeer naar school een onoverkomelijke opgave lijkt, vooral als er op voorhand al integratieproblemen waren. Een mogelijke oplossing is een duidelijk afgebakende periode van halftijds schoolgaan. Veel kinderen voelen zich niet lekker op school, zij het door problemen met klasgenoten, leerstoornissen, of persoonlijke karaktereigenschappen die het moeilijk maken om goed te aarden binnen een vaak uniforme schoolsetting. Tijdens de lockdown raakten veel kinderen, op z'n minst gedeeltelijk, het vermogen kwijt om te functioneren binnen een regelmatig ritme, inclusief het slaap-waakritme. Door opnieuw routinematig naar school te gaan en/of een andere dagactiviteit te ontplooien, moet dit ritme herwonnen worden. En wat met depressie? De diagnose van depressie is moeilijk te stellen bij kinderen. Er zijn de klassieke verschijnselen zoals slaap- en eetstoornissen (met een verminderde of juist toegenomen eetlust), een verlies van zelfvertrouwen, vermoeidheid of een sombere stemming. Kinderen zijn daarnaast vaak prikkelbaarder, vertonen verstoord gedrag, hebben minder behoefte aan contact met leeftijdsgenoten of, integendeel, hebben de neiging om te pesten. De huisarts kan ook bepaalde somatische klachten vaststellen, zoals hoofdpijn, infecties (bijv. terugkerende griepachtige verschijnselen), opflakkeringen van allergie, onverklaarbare pijn of zelfs moeilijkheden bij het stappen.Een dergelijk complex ziektebeeld kan leiden tot een ware diagnostische zoektocht waarbij een lichamelijke verklaring uitblijft. Afhankelijk van het symptoom moet men vaak een beroep doen op een collega-specialist om een organische oorzaak uit te sluiten, om vervolgens psychosociale hypotheses aan te snijden. We zien geregeld dat ouders eindeloos en zonder resultaat blijven zoeken naar een probleem van lichamelijke aard, om uiteindelijk op te geven wanneer ze geconfronteerd worden met de moeilijkheid om een psychologisch probleem (en de niet- medicamenteuze behandeling ervan, zoals gezinstherapie) aan te pakken. Wat zijn de eerste tekenen van ADD/ADHD, en vanaf welke leeftijd doet het zich voor? In principe is de stoornis aangeboren, en dus aanwezig vanaf de geboorte. De oorzaak ervan is ongeveer voor de helft genetisch. Symptomen (opvallend veel energie tot echte (motorische) onrust) komen voor vanaf twee of drie jaar, of pas in het eerste jaar van de lagere school. In die periode kan er een conflict ontstaan tussen het gedrag van het kind en wat er op school van hem/haar verwacht wordt, terwijl er zich geen specifieke problemen voordoen tijdens het beoefenen van een sport zoals voetbal. De drie voornaamste kenmerken van ADD/ADHD zijn concentratieproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit. Op zich staande concentratieproblemen komen vaker voor bij kinderen in het secundair onderwijs. De incidentie van de aandoening kan oplopen tot 5%, maar dit cijfer hangt af van waar men de lat legt/vanaf wanneer men spreekt van een aandoening. Het is belangrijk om contact op te nemen met de school, zodat deze zich zoveel mogelijk kan aanpassen aan het kind. De tussenkomst van een deskundige zoals een huisarts of psycholoog bevordert dit proces. Scholen zijn over het algemeen zelf vragende partij om op deze manier samen te werken, ook met de ouders. Welke plaats krijgen psychofarmaca bij kinderen en adolescenten? Antidepressiva konden hun doeltreffendheid bij prepuberale depressieve stoornis niet aantonen. In plaats daarvan dient men in te spelen op de leefwereld van het kind. Hiervoor moet doorgaans een psycholoog of kinderpsychiater ingeschakeld worden. Antidepressiva kunnen wel onderdeel uitmaken van de behandeling van ernstige depressie vanaf ongeveer 13 of 14 jaar. Psychotherapie en/of therapeutische lichaamsbeweging, zoals bijvoorbeeld psychomotoriek of equitherapie, staan dan centraal. Afgezien van jongeren van 16 of 17 jaar die het recht hebben om dit te weigeren (en dat vaak doen), moet men de ouders vrijwel altijd betrekken bij de hulpverlening, óók wanneer de oorzaken van depressie hoofdzakelijk buiten de gezinscontext liggen: een kind is onlosmakelijk verbonden met zijn of haar gezinssituatie, en er is dus altijd een wederzijdse beïnvloeding of zelfs een oorzakelijk verband. Bij ADD/ADHD moet de behandeling in de eerste plaats streven naar een passend evenwicht tussen het kind en zijn omgeving. Methylfenidaat moet idealiter opgestart worden bij een specialist, waarna het gezin en de huisarts de situatie opvolgen, ook wat het aanpassen van de dosis betreft, indien de arts hier ervaring mee heeft. De terugbetaling wordt hoe dan ook pas toegekend na een eerste voorschrift door een neuropsychiater of kinderneuroloog, met een follow-up na zes maanden en vervolgens jaarlijks. Benzodiazepines (inclusief Z-drugs) mag men slechts in zeer zeldzame gevallen en voor korte duur voorschrijven, ook aan adolescenten, om elk risico op verslaving te vermijden. Een groter gevaar nog, op langere termijn, is dat de jongere gelooft dat enkel medicatie kan helpen, bijvoorbeeld in geval van een angstaanval. Hetzelfde geldt voor slaapstoornissen, waarvoor men in eerste instantie een correcte slaaphygiëne moet aanmoedigen, met het beperken van beeldschermen ('s avonds), het aanhouden van een normaal circadiaans ritme en het vermijden van activiteiten die tot laat 's avonds wakker houden. Een slaapmiddel kan voor zeer korte periode worden overwogen na een acute traumatische gebeurtenis, maar de vuistregel is om benzodiazepines niet langer dan twee weken voor te schrijven. Melatonine wordt daarentegen vrij vaak (off-label) gebruikt. Ook trazodone (25 tot 50 mg, 's avonds) kan, indien nodig, dienen. Maar is er, over het algemeen, enige garantie dat het probleem na deze twee weken opgelost is? Dat lijkt me onwaarschijnlijk. Ik ben daarom van mening dat men andere therapeutische middelen moet inzetten, vanaf het begin en over een langere periode. Het kind moet kunnen ervaren hoe groot zijn of haar eigen kracht is om een moeilijke beproeving of negatieve emoties te overwinnen, zelfs zonder medicatie. Het is niet altijd simpel om het vertrouwen van een kind te winnen. Heeft u tips of advies hiervoor? Het is belangrijk om dit vertrouwen te proberen winnen van bij de geboorte. Dit gaat vaak hand in hand met een goede (arts-patiënt)relatie met de ouders. In ieder geval moet je altijd tonen aan het kind dat je hem of haar serieus neemt, en daarom letterlijk proberen "op hetzelfde niveau" als het kind te praten. Ga op dezelfde ooghoogte zitten, gebruik eenvoudige woorden, vermijd idealiter dat er een bureau tussen jullie in staat (of speel zelfs een beetje met het kind om geen te rechtstreeks oogcontact te moeten vasthouden), vraag waarom hij of zij hier vandaag is, leg uit wat er kan gedaan worden om te helpen, en eindig de consultatie altijd op een positieve noot. Vanaf een zekere leeftijd zullen adolescenten liever consulteren/praten zonder dat de ouders daarbij aanwezig zijn. Verwittig de jongere echter wel dat je bepaalde belangrijke info misschien zal moeten delen met hen. Deze aanpak draagt bij tot het geleidelijk opbouwen van een vertrouwensrelatie die later van pas zal komen wanneer zich een bepaald probleem voordoet.