...

Hoewel de regelgeving en het RIZIV over 'pseudocodes' spreken, zou het beter zijn om deze consequent 'transparantiecodes' te noemen, stelde prof. Stan Politis tijdens een webinar van BVAS over deze complexe materie.De nieuwe codes zijn bedoeld om ambulante patiënten een inzicht te geven in wat ze precies betaald hebben, en waarvoor - zoals dat vandaag voor gehospitaliseerde patiënten al gebeurt via de gedetailleerde ziekenhuisfactuur. Door te verduidelijken waaruit het te betalen bedrag is opgebouwd, kunnen patiënten ook duidelijker weten wat een zuiver ereloonsupplement is, en wat een betaling voor een niet-vergoede prestatie of niet-vergoed product of dienst. De nieuwe codes moesten in principe vanaf 1 oktober 2024 gebruikt worden door alle artsen - ongeacht hun conventioneringsstatus - die elektronisch factureren. Artsenkrant berichtte al eerder dat de codes op die datum nog niet beschikbaar zouden zijn in de facturatiesoftware. Inmiddels zijn meerdere softwaremakers daar druk mee bezig, vertelde dr. Annick Claes (RIZIV) op de webinar. Zodra de codes in uw softwarepakket toegevoegd zijn, dient u ze te gebruiken. Aangezien per 1 september 2025 de elektronische facturatie verplicht wordt, zullen vanaf die datum alle artsen de codes moeten toepassen. Concreet gaat het om negen verschillende transparantiecodes in vier verschillende categorieën. Deze categorie gaat over supplementen die aangerekend worden voor verstrekkingen die vergoed worden binnen de verplichte verzekering. Er zijn vier codes, afhankelijk van de reden waarvoor het supplement wordt aangerekend: ? 384075: supplement aangerekend voor een intellectuele meerinspanning. ? 384090: supplement aangerekend voor een kost rechtstreeks gelinkt aan de verstrekking, zoals bijvoorbeeld bijkomend personeel, materiaal en medische apparatuur. ? 384112: supplement voor een indirecte kost zonder rechtstreekse link met de verstrekking (bijvoorbeeld de kost voor een aparte behandelruimte). ? 384134: een zuiver ereloonsupplement, zonder enige duiding (Geconven- tioneerde artsen kunnen dit vanzelfsprekend alleen aanrekenen bij bijzondere eisen van de patiënt, bijvoorbeeld een raadpleging buiten de uren, een niet-dringend huisbezoek buiten de uren...). Code 384215 wordt gebruikt voor het bedrag aangerekend voor een verstrekking, prestatie, materiaal of hulpmiddel dat in de verplichte ziekteverzekering geheel of gedeeltelijk vergoed wordt, maar waarvoor de vergoedingsvoorwaarden voor een tussenkomst niet vervuld zijn. Bijvoorbeeld: een multidisciplinaire geriatrische evaluatie (codenummer 102233) wordt niet vergoed voor een patiënt jonger dan 75 jaar. Code 384230 wordt gebruikt voor een verstrekking die niet opgenomen is in de nomenclatuurcode (inclusief gelijkgestelde) en in het kader van de verplichte ziekteverzekering geheel noch gedeeltelijk vergoed wordt. Deze codes zijn bedoeld voor materiaal, techniek of instrumentarium die niet in het ereloon van de vergoedbare verstrekking is begrepen en dat niet op een andere manier wordt vergoed door de verzekering voor geneeskundige verzorging. Er zijn drie codes: 384156 voor materiaalkosten, 384171 voor anesthesiekosten en 384193 voor processingkosten van de verstrekking. Bijgaand stroomschema probeert te verduidelijken in welk geval welke categorie codes van toepassing is. Het RIZIV belooft op zijn website meer toelichting en een dynamische FAQ over deze transparantiecodes toe te voegen. Hoewel de transparantiecodes er gekomen zijn om lovenswaardige redenen - meer transparantie voor de patiënt - betekenen ze voor de arts meer werk. Dat is een belangrijke maar zeker niet de enige bedenking, merkte Stan Politis op. "De bezorgdheid bestaat dat de verzekeringsinstellingen deze gegevens zullen gebruiken om supplementen in de ambulante sector via specifieke maatregelen en reglementen aan banden te leggen." Ook de privacy van de patiënt is een aandachtspunt. De informatie die de arts toevoegt in de vrije tekstvelden van de transparantiecodes, kan elementen bevatten die de patiënt liever niet met zijn ziekenfonds deelt. Het is op dit moment niet duidelijk of de arts verplicht is dergelijke informatie te verstrekken, aldus dr. Politis.De bedenkingen die de Gegevens- beschermingsautoriteit hierbij had, werden door de wetgever gecounterd met het argument dat verzekerings- instellingen informatie over supplementen nodig hebben om de collectieve belangen van hun leden te verdedigen, en om eventuele fouten in de facturatie vast te stellen die een individuele patiënt zelf niet kan ontdekken.De wetgever stelt ook dat er geen deugdelijke argumenten zijn om in dit kader een onderscheid te laten bestaan tussen de ambulante sector en de sector van de ziekenhuizen.