...

Voor de secundaire preventie van atherosclerotische cardiovasculaire ziekte (ASCVZ) heeft de ESC in 2021 een nieuwe aanbeveling gepubliceerd. Dat gebeurde in samenwerking met een hele reeks andere internationale wetenschappelijke verenigingen toegespitst op aandoeningen zoals hypertensie en diabetes, maar ook met de WONCA-Europe, de Europese koepel van huisartsverenigingen.De belangrijkste aanbevelingen voor de secundaire preventie van ASCVZ zijn:Rookstop; Optimalisering van de levensgewoonten rond gezonde voeding en lichaamsbeweging; SBD < 140 mmHg, indien verdragen < 130 mmHg; Intensieve lipidenverlagende medicatie, met als streefwaarde voor LDL-cholesterol < 55 mg/dl en minstens 50% afname ten opzichte van de onbehandelde uitgangswaarde; Het voorschrijven van plaatjesaggregatieremmers.Deze aanbevelingen gelden zowel voor mannelijke als vrouwelijke patiënten. Meerdere studies uit verschillende landen geven aan dat secundaire preventie en cardiale revalidatie in de populatie met ASCVZ minder worden toegepast bij vrouwen dan bij mannen. Dit vertaalt zich vooral in verschillen in lichaamsbeweging, in obesitas en centrale obesitas, alsook in verschillen in behandeling van lipidenstoornissen en diabetes type 2, zo blijkt uit de EUROASPIRE V-studie.(1) EUROASPIRE V is een internationale Europese studie in 21 landen, waaraan ook België heeft meegewerkt. Aan de hand van bevraging (interview) en bioklinisch onderzoek ging de studie na hoe de aanbevelingen van de ESC rond leefgewoonten en de behandeling van hypertensie, lipidenstoornissen en diabetes worden toegepast in de secundaire preventie bij patiënten met ASCVZ. De studie liep bij 8.261 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 64 jaar, die een hospitalisatie achter de rug hadden voor een electieve coronaire bypassoperatie, voor een electieve stentplaatsing of een acuut coronair syndroom. Het mediane tijdsverloop tussen de hospitalisatie en het interview bedroeg 1,1 jaar. De populatie omvatte 29% vrouwen. De peiling liep tussen 2016 en 2017.Een eerste vaststelling uit deze studie hoeft niet te verbazen: vóór het incident waarvoor de hospitalisatie plaatsvond, rookten meer mannen dan vrouwen. Het percentage vrouwen dat na de hospitalisatie stopte met roken (44%) verschilt echter niet van wat men optekende bij mannen (46%). "Bovendien is het nog niet eens de helft", merkt prof. De Backer op.Slechts 27% van de vrouwen beantwoordde aan de aanbeveling voor lichaamsbeweging (150 minuten/week). Bij de mannen was dat 37%. Van de vrouwen was 54% niet obees (BMI < 30 kg/m2), bij de mannen was dat dan toch 65%. "Bijna de helft van de vrouwelijke patiënten had een BMI die overeenstemt met obesitas", stelt prof. De Backer vast. Wat de LDL-cholesterol betreft, bevond 22% van de vrouwen zich onder de 70 mg/dl - de toenmalige wenselijke drempel - versus 31% van de mannen. In de subpopulatie met diabetes had 49% van de vrouwen een HbA1c < 7%, bij de mannen was dat 57%. Guy De Backer: "We vinden hier systematisch significante verschillen in het nadeel van de vrouwen. Als men in EUROASPIRE IV en V selectief de resultaten van de Belgische centra(2) bekijkt (n=565), ziet men ongeveer dezelfde verschillen: rookstop is ongeveer equivalent tussen de geslachten, maar vrouwen scoren minder goed op lichaamsbeweging, obesitas, verhoogde bloeddruk, verhoogde cholesterol en, bij diabetespatiënten, een HbA1c > 7%."De peiling van EUROASPIRE betrof ook het besef bij patiënten: weten ze wat de streefwaarden zijn? Ook hier scoren de vrouwen in de Belgische populatie systematisch minder goed dan de mannen. Ze zijn zich minder goed bewust dan de mannen van de juiste streefwaarden voor de nuchtere glycemie (24 versus 40%), de totale cholesterol (15 versus 22%) en de bloeddruk (70 versus 82%).Er waren in de Belgische populatie geen geslachtsgerelateerde verschillen in het medicatiegebruik op het ogenblik van het interview - gelukkig maar, zo zegt prof. De Backer. Voor vrouwen respectievelijk mannen: statines (95 versus 92%), ace-remmers/sartanen (53 versus 56%), bètablokkers (78 versus 77%), plaatjesaggregatieremmers (92 versus 96%). "Blijkbaar zitten we goed met de fase van het medicatievoorschrift", stelt prof. De Backer vast. "Het is kennelijk in de volgende stap, namelijk de mate waarin de medicatie wel degelijk de risico- factoren onder controle brengt, dat zich een probleem voordoet."Een andere grote studie die geslachtsverschillen bij de secundaire preventie van ASCVZ belicht, is de SURF-EUROPA-studie(3), waaraan België andermaal deelnam. Deze studie, die liep in elf Europese landen, betrof patiënten met coronair lijden en een gemiddelde leeftijd van 65 jaar, in de periode 2012-2013. Ook hier lagen de scores op wenselijke streefdoelen lager bij vrouwen dan bij mannen: lichaamsbeweging, deelname aan cardiale revalidatie, BMI < 30 kg/m2, lenden- omtrek, LDL-cholesterol en HbA1c indien diabetes. "De situatie is dezelfde in heel wat andere landen", geeft prof. De Backer nog mee.