Een eeuwig vraagstuk voor iedere ondernemer is hoe men winsten uit een vennootschap haalt en deze in de privéhanden van de aandeelhouders brengt. De nieuwe Arizona-regering wil de regels hiervoor veranderen.
...
De meest klassieke manier is om de winst als dividend uit te keren aan de aandeelhouders. De Belgische belastingwet voorziet een standaardtarief van 30% roerende voorheffing (RV) op dividenden. Deze roerende voorheffing wordt in principe ingehouden door de vennootschap en doorgestort aan de Schatkist. De RV is in principe bevrijdend, zodat voor de inkomsten waarop roerende voorheffing werd ingehouden, de aangifte niet verplicht maar facultatief is. Een eerste schijf van dividenden is in de personenbelasting bovendien vrijgesteld van RV, wat een belastingvoordeel kan opleveren als u het aangeeft in de aangifte voor uw personenbelasting (onder code 1437 en 2437). De ingehouden roerende voorheffing wordt dan verrekend met de belastingen die u moet betalen. Als u geen personenbelasting betaalt, wordt het ingehouden bedrag terugbetaald. Voor het inkomstenjaar 2024 (aanslagjaar 2025) kan u zo maximaal 249,90 euro roerende voorheffing recupereren, wat neerkomt op 833 euro aan dividenden (als ze onderworpen waren aan het RV-tarief van 30%).Op het standaardtarief van 30% bestaat een hele reeks uitzonderingen, verminderingen en wijzen van verrekening, waaronder enkele maatregelen specifiek gericht op het helpen van kleine ondernemingen, zoals hierna zal blijken.Via het VVPRbis-regime of het aanleggen van een liquidatiereserve kunnen kleine vennootschappen bij het uitkeren van dividenden onder bepaalde voorwaarden een gunsttarief in de roerende voorheffing genieten. Kleine vennootschappen zijn vennootschappen die op jaarbasis niet aan meer dan één van de volgende criteria voldoen: een gemiddelde aantal werknemers van minstens vijftig, een netto-omzet van minstens 11.250.000 euro, en een balanstotaal van op zijn minst 6.000.000 euro.Het verlaagde tarief roerende voorheffing voor zulke vennootschappen bedraagt onder het VVPRbis-regime 20% of 15%, naargelang respectievelijk wordt uitgekeerd ofwel in het tweede boekjaar ofwel vanaf het derde boekjaar, volgend op de inbreng.Voor de liquidatiereserves bedraagt het gunsttarief 20% wanneer de uitgekeerde gelden minder dan vijf jaar op een apart geboekte liquidatiereserve aan de passiefzijde van de balans stonden. Vanaf vijf jaar geldt zelfs een tarief van 5%. Als de uitkering pas gebeurt bij de vereffening van de vennootschap, geldt een tarief van 0%. Bij deze liquidatiereserves moet echter ook een afzonderlijke anticipatieve heffing van 10% in de vennootschapsbelasting in acht worden genomen.Het loont dus zeker de moeite om te bekijken welke van beide regimes voor u het interessantst zijn. Naast de wachttermijnen gelden voor beide opties ook een reeks voorwaarden. Naast de wachttermijnen van twee en drie jaar bestaan nog enkele criteria voor het VVPRbis-regime. Een belangrijke voorwaarde is dat het gunsttarief in de RV enkel mogelijk is voor aandelen die verworven zijn door inbrengen in geld, hetgeen recent werd bevestigd in het arrest nr. 4/2025 van het Grondwettelijk Hof op 16 januari 2025. Bovendien moet het kapitaal dat deze aandelen vertegenwoordigen volledig volstort zijn op het moment van de uitkering. Inbrengen in natura zijn dus uitgesloten, zodat dividenduitkeringen in dat geval onderworpen zijn aan het normale tarief van 30%.Daarnaast geldt dat de aandelen op naam en ononderbroken in volle eigendom moeten worden aangehouden vanaf het moment dat ze zijn uitgegeven. Als men van de regeling gebruik wil maken, is het met andere woorden niet mogelijk om de aandelen over te dragen (tenzij het gaat om erfopvolging of een schenking in rechte lijn of tussen echtgenoten).Verder kan het VVPRbis-regime louter toegepast worden op aandelen die uitgegeven zijn vanaf 1 juli 2013.Een kleine vennootschap kan het geheel of een gedeelte van de boekhoudkundige winst in een specifieke reserve onderbrengen, de zogenaamde liquidatiereserve. Bij de aanleg van die reserve betaalt de vennootschap daar onmiddellijk een belasting van 10% op, die samen met de vennootschapsbelasting geïnd wordt. De RV op uitkeringen uit deze liquidatiereserve hangt zoals hierboven vermeld af van het tijdstip van uitkering. Anders dan bij het VVPRbis-regime, is de aard van de inbreng (in geld of in natura) niet van belang. Verder heeft de liquidatiereserve een aantal competitieve voordelen, zoals het tarief van 0% bij vereffening van de vennootschap, en het feit dat een overdracht van de aandelen de voordelige uitkering vanuit de liquidatiereserve niet tegenhoudt.Een nadeel is dat de liquidatiereserve alleen kan worden aangelegd uit de winst van het betrokken boekjaar, zodat de vennootschap onmiddellijk de beslissing daartoe moet nemen. Voor de voordelige uitkering onder het VVPRbis-regime komen daarentegen alle winsten in aanmerking.Bovendien loopt een vennootschap het risico om de liquidatiereserve kwijt te spelen, ingeval ze verlies draait en deze verliezen op de aangelegde reserve worden aangerekend. De al betaalde 10% anticipatieve heffing valt in dat geval niet terug te vorderen. Het regeerakkoord van de federale Arizona-regering wil de modaliteiten bij het uitkeren van de liquidatiereserves aanpassen. Daarmee wil de regering de wetgeving inzake het VVPRbis-regime en liquidatiereserves gedeeltelijk harmoniseren.Het plan bestaat erin om de wachttermijn voor de uitkering van de liquidatiereserve aan een verlaagd tarief te verlagen van vijf naar drie jaar, maar ook om het tarief van de roerende voorheffing te verhogen van 5% naar 6,5% voor vanaf 1 januari 2026 nieuw aangelegde liquidatiereserves.Daardoor zal het effectieve tarief dat van toepassing is op de uitkering vanuit de liquidatiereserve stijgen van 13,64% naar 15%, hetzelfde als bij het VVPRbis-regime.Uitkeringen vanuit de liquidatiereserve die binnen de verlaagde wachttermijn van drie jaar gebeuren, zullen belast worden aan het normale tarief van 30% in de roerende voorheffing, bovenop de op dat moment reeds betaalde afzonderlijke anticipatieve heffing van 10%. Het is nog afwachten welke van deze aangekondigde maatregelen effectief zullen worden aangenomen en hoe ze in wetteksten worden gegoten. De exacte aanpassingen en voorwaarden kunnen dus nog veranderen.De gunsttarieven die voorzien worden bij het VVPRbis-regime en de uitkering van liquidatiereserves zijn van groot belang voor kleine vennootschappen die fiscaal willen optimaliseren en op langere termijn dividenden kunnen uitkeren. Het is duidelijk dat de twee opties zowel voor- als nadelen hebben, die iedere vennootschap voor zich af dient te wegen. Hoewel de geplande gelijkschakeling van het effectieve tarief van roerende voorheffing een belangrijk voordeel van de liquidatiereserve ten aanzien van het VVPRbis-regime teniet zou doen, blijven beide te overwegen naargelang de omstandigheden. De aangekondigde wijzigingen kunnen een impact hebben op uw toekomstige beslissingen. Wenst u hierbij bijstand of zit u met vragen, aarzel niet om contact op te nemen met uw fiscaal adviseur.