...
Hoe nauwkeuriger men een ziekte kan typeren, hoe oordeelkundiger men uit het therapeutisch aanbod de beste behandeling kan kiezen om de klachten van de patiënt te bestrijden. Dat geldt ook voor astma, een aandoening die voorkomt bij 7% tot 8% van de volwassen bevolking, en bij meer dan één op de tien kinderen. Goed voor iets meer dan een miljoen Belgen.Astma wordt veroorzaakt door chronische inflammatie van de onderste luchtwegen. Vanuit dat standpunt kan men de ziekte beschouwen als een familie van aandoeningen, waarvan de fenotypes als familieleden schouder aan schouder staan. Het is belangrijk precies te bepalen met welk fenotype een patiënt te kampen heeft, omdat dit het voor de longarts mogelijk maakt de meest geschikte en doeltreffende behandeling voor te schrijven.De verschillende fenotypes kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van het sputum van de patiënt. De dienst pneumologie van universitair ziekenhuis van Luik heeft sinds de jaren 90 een techniek ontwikkeld om sputum te induceren. De patiënt ademt daarvoor gedurende een twintigtal minuten een verstoven zoutoplossing in. Men spreekt in de internationale literatuur van induced sputum.Het onderzoek van de cellen die in het sputum aanwezig zijn maakt het mogelijk het fenotype te benoemen. Op grond van deze methode kan astma worden bestempeld als eosinofiel (40% van de gevallen), paucigranulocytisch (40%), neutrofiel (15%) of gemengd (eosinofielen en neutrofielen, 5%). Soms bestaat er overlap tussen deze subtypes.Hoewel de Luikse longartsen vertrouwd zijn met de technische aspecten van sputuminductie, geven ze toe dat het een tijdrovende bezigheid is, die veel vaardigheid vereist. Bovendien moet het labo van het ziekenhuis de nodige onderzoeken kunnen uitvoeren. "Daarom hebben we gezocht naar een snellere, minder complexe, minder invasieve en goedkopere methode", zegt Renaud Louis, diensthoofd longziekten aan het universitair ziekenhuis van Luik.Om dit tot stand te brengen, heeft het Luikse team een acht jaar durende studie opgezet bij 521 patiënten met astma, die in het universitair ziekenhuis werden gerekruteerd."We wilden nagaan of we de inflammatoire fenotypes - zoals die worden gedefinieerd op grond van de methode met de sputuminductie - elk in verband konden brengen met een biochemisch profiel in de uitgeademde lucht", aldus prof. Louis. "Met massaspectrometrie en gaschromatografie kan men immers in de uitgeademde lucht vluchtige organische stoffen doseren." De onderzoekers konden met deze insteek inderdaad nieuwe biologische merkers aan het licht brengen."Zeven potentiële biologische merkers werden vanuit een eerste cohorte van 276 patiënten naar voren geschoven door onze collega's van de universiteit van Maastricht. Wij hebben er daarvan in Luik vier gevalideerd, met behulp van een licht verschillende techniek voor het onderzoek van het sputum en een tweede cohorte van 245 patiënten. Het gebruik van twee verschillende technieken maakt onze bevindingen robuuster.""De nieuwe biologische merkers zijn vluchtige organische stoffen (VOS), die men kan koppelen aan ieder fenotype van astma", legt Renaud Louis uit. "Zo ademen patiënten met eosinofiel astma minder hexaan en 2-hexanon uit, terwijl patiënten met neutrofiel astma nonanal, l-propanol en hexaan uitademen." Deze resultaten werden onlangs gepubliceerd in een gezaghebbend internationaal tijdschrift voor pneumologie."We geven nu de fakkel door aan de bio-ingenieurs en de spin-offs. Aan de hand van onze resultaten kan men een toestel ontwikkelen om substanties in de uitgeademde lucht te meten. Het principe lijkt enigszins op dat van de alcoholtest. De patiënt zou in een mondstuk ademen, zodat het gehalte aan organische stoffen meteen duidelijk wordt."Daarmee is aan de vooropgestelde voorwaarden voldaan. Men beschikt nu potentieel over een niet-invasieve en eenvoudige test, waarmee men de basisbehandeling patiënt per patiënt kan kiezen. Met een gemakkelijk hanteerbare techniek is zodoende een verdere stap gezet in de richting van de gepersonaliseerde geneeskunde, waarvan de opmars niet langer te stuiten is."Zodra we beschikken over de meetapparatuur, kunnen we een behandelingsstudie opzetten, om de resultaten die we zopas hebben gepubliceerd te valideren", voegt prof. Louis er nog aan toe.