...

Bij human challenge trials worden gezonde vrijwilligers in experimentele omstandigheden blootgesteld aan ziekteverwekkers. Het concept is al decennialang gangbaar, onder andere met influenza, malaria en vele andere pathogenen. Met het SARS-CoV-2 - tot voor kort onbekend voor ons immuunsysteem - was er aanvankelijk enige terughoudendheid. De mogelijke winst van een challenge trial is echter aanzienlijk. Als iemand zich in een dagelijkse context aanmeldt met een virale besmetting, is er altijd een voorafgaande fase die men moet proberen te reconstrueren, met de onzekerheid die dat impliceert. Is het vermoede moment van besmetting wel het echte moment van besmetting? En wat was op dat ogenblik de immuunstatus van de persoon? Met de challenge study kan men in zuivere omstandigheden de evolutie van de infectie registreren. Daarnaast is het mogelijk bloed of weefsel af te nemen, met volledige zekerheid over de omstandigheden waarin de waargenomen veranderingen opgetreden zijn. De Britse challenge trial rekruteerde 34 gezonde personen tussen 18 en 29 jaar (1). Al deze personen waren seronegatief voor het SARS-CoV-2 en hadden geen voorgeschiedenis van covid-19 of vaccinatie tegen het SARS-CoV-2. De deelnemers kregen neusdruppeltjes toegediend met een dosis van het SARS-CoV-2 die tienmaal lager lag dan wat een werkgroep van de Wereldgezondheidsorganisatie voorschreef in de lente van 2021. Het inoculum bevatte de oorspronkelijke stam van het SARS-CoV-2. Achttien van de 34 personen (53%) raakten besmet. Dat is een eerste belangrijke vaststelling: ook als men het virus rechtstreeks in de neus druppelt, krijgt het slechts in de helft van de gevallen voet aan de grond - althans in deze jonge, gezonde groep én met de gebruikte stam in de gebruikte dosis. Bij de 18 besmette personen vond een snelle stijging van de virale lading plaats. In minder dan twee dagen was er virus detecteerbaar in de keel, iets later ook in de neus. Cumulatief werden er in de neus echter veel hogere virale ladingen gevonden dan in de keel. Naar aanleiding daarvan wijzen de auteurs erop hoe belangrijk het is het 'mondmasker' ook over de neus de schuiven. Van de 18 besmette personen hadden er 16 (89%) klachten, die in alle gevallen licht tot matig bleven. Het ging essentieel om de klassieke klachten van een hoge respiratoire infectie, eventueel met hoofdpijn en/of koorts. Niemand kreeg een klinisch of radiologisch vaststelbare longaantasting. Voor de auteurs is dat het bewijs dat human challenge met het SARS-CoV-2 bij jonge mensen op een veilige manier kan worden uitgevoerd, en dat verdere uitbreiding van het onderzoek dus verantwoord is. Toch mag gezegd dat 12 van de 18 besmette personen in wisselende mate een reukstoornis (soms gaande tot anosmie) ontwikkelden. Het probleem verdween meestal binnen de 90 dagen follow-up, maar was in enkele gevallen nog aanwezig na zes maanden. De respiratoire klachten verschenen twee tot vier dagen na de inoculatie, met een piek na een vijftal dagen. Wat oorspronkelijk werd beschouwd als de incubatieperiode (vijf dagen), is dus in werkelijkheid het tijdsverloop tussen besmetting en de piekintensiteit van de klachten. De auteurs brengen dat in verband met de vele meldingen van personen die het SARS-CoV-2 op anderen overbrachten vóór ze bij zichzelf symptomen vaststelden. In het dagelijkse leven kunnen beginnende ziekteverschijnselen aan de aandacht ontsnappen, in tegenstelling tot wat er gebeurt in de context van een zorgvuldig gemonitorde challenge study. Als een persoon iemand anders besmet, is hij zich dus niet noodzakelijk bewust van zijn eigen ziekteverschijnselen. Sommige deelnemers scheidden 12 dagen na inoculatie nog altijd levend virus uit. Dat is gemiddeld tien dagen na het opkomen van de klachten. Voor de auteurs houdt dat in dat besmette personen na het opkomen van de klachten het best gedurende tien dagen in afzondering blijven. Een laatste belangrijk gegeven: de studie mat hoge virale ladingen ongeacht de aanwezigheid of ernst van de symptomen. Dat druist in tegen vorige uitspraken als zouden weinig of niet-zieke personen relatief ongevaarlijk zijn als bron van besmetting. Immunologische merkers zullen in een tweede fase worden onderzocht in een poging om te verklaren waarom sommige geïnoculeerde personen besmet raken en andere niet. Intussen is men gestart met challenge studies bij gevaccineerde of al eerder geïnfecteerde personen, aan de hand van stijgende dosissen inoculum en/of andere varianten. Men beoogt zo een platform te creëren voor de snelle evaluatie van vaccins, antivirale medicatie en diagnostische middelen.