...

Waarom zijn er zulke onoverbrugbare tegenstellingen, van louter onbegrip tot regelrechte vijandigheid, tussen verschillende politieke of levensbeschouwelijke partijen? De twee grote ideologische kampen denken hun tegenstrevers maar al te goed te kennen: linkse mensen vinden bijvoorbeeld rechtse mensen eng van geest, rechtse mensen vinden linkse mensen kortzichtig. Dat helpt natuurlijk niet de kloof tussen beiden te overbruggen en zo blijven de zogenaamd conservatieve en progressieve mensen het grondig oneens over politiek, moraal en religie. Het leidt tot passionele patstellingen, democratieën die zich vastrijden in onverzoenbare opposities of fracties die elkaar te vuur en te zwaard te lijf gaan. In Het rechtvaardigheidsgevoel gaat sociaal psycholoog Jonathan Haidt op zoek naar verklaringen voor deze splijtzwam en hoe die zo erg kan woekeren. De auteur vindt de wortels van de tweespalt in de menselijke natuur. Die aard is in de eerste plaats intuïtief, niet rationeel. De menselijke soort werd geselecteerd om te overleven niet om te redeneren. We reageren vaak in een (bliksemsnelle) reflex, daarna is er (misschien) tijd voor reflectie. Dat doen we niet alleen als er plots een boomstam over de weg ligt maar ook als we een bedelaar voorbijlopen. Onderzoek van Haidt en collega's illustreert hoe mensen reageren op morele vraagstukken. Als je proefpersonen morele vragen voorlegt, hun reactietijden meet en hun breinen scant, geven hun antwoorden en de patronen van hun bijbehorende hersenactiviteiten aan dat ze in de eerste plaats bliksemsnel hun beslissingen nemen en er pas daarna strategische redenen bij bedenken om hun keuzes te rechtvaardigen. Mensen redeneren dus wel degelijk, dat is niet het probleem. Maar ze redeneren heel vaak om argumenten te vinden om hun bestaande ideeën te verstevigen, niet om door redeneren tot besluiten te komen.Haidt geeft een evolutionaire hypothese voor dit gedrag. We zijn sociale dieren en onze positie in de groep is belangrijk voor het overleven. Hier komen de sociologie van de groep en de psychologie van het individu samen. Het is evolutionair voordelig om anderen te kunnen beïnvloeden en overtuigen. Daarbij doe je best beroep op de bestuurder van hun rede: de onderliggende morele intuïties wier conclusies de rede verdedigt. Onze morele standpunten worden dus gegenereerd door denkprocessen die uitgaan van instinctieve waarden. Haidt noemt dit onze 'morele intuïties' en heeft deze wereldwijd onderzocht waarbij hij daarin zes ethische fundamenten terugvond. Die zijn te vatten in zes begrippenparen: zorg-schade, eerlijkheid-bedrog, vrijheid-onderdrukking, loyaliteit- verraad, autoriteit-subversie en heiligheid-ontaarding. Het zijn zaken waar mensen waarde aan hechten maar die op verschillende manieren worden ingevuld. Het zijn de 'zes receptoren van ons ethische smaakpalet'. Zoals er verschillende keukens zijn, waarin mensen opgroeien te leren wat lekker is, zo zijn er morele systemen waarin mensen leren wat ze ethisch goed of slecht vinden. Haidt benadrukt dat ons westerse morele denken slechts een minderheid vormt in de wereld en dat elders heel anders tegen individuele rechten of vrijheid, tegen gezag of heiligheid wordt aangekeken. Uit Haidts onderzoek blijkt dat links en rechts (hier nu even een ongenuanceerde tweedeling voor het complexe westerse politieke spectrum) anders omgaan met diezelfde waarden. Beide hebben het graag over de eerste drie (ook als ze die anders invullen) terwijl de laatste drie vooral het terrein zijn van rechts. Rechts hamert op het belang van trouw aan traditie en familie, loyaliteit aan land en natie, gezag op straat of op school. Links is vies van autoriteit en voelt zich ongemakkelijk bij groepsdenken. Rechts bespeelt veel meer het hele ethische smaakpalet van de menselijke natuur. Rechts serveert een dubbel zo uitgebreid menu als links, dat zichzelf daardoor in veel maatschappelijke discussies buitenspel zet. Dezelfde waarden verbinden ons dus met een gemeenschap, maar verblinden ons tegelijk voor het standpunt van de ander. Volgens Haidt is kennis van dit proces het begin om dichter bij elkaar te komen. Zijn boek is een inspirerende uitwerking van het motto van Spinoza waarmee het opent: Ik streefde ernaar om niet te lachen om het menselijk handelen, om er niet om te huilen, om de mensen niet te haten, maar om ze te begrijpen. Wie Haidts gedachtegang volgt ziet hoe politiek en ethiek fora zouden kunnen zijn waar we van elkaar kunnen leren in plaats van de boksring waarin men probeert andere meningen te verslaan. We bevinden ons in een breed en gevarieerd moreel spectrum waarvan de rijkdom door polarisatie onbenut blijft maar misschien wel zou kunnen ontgonnen worden als we het constructief met elkaar leren oneens zijn.