...

Zowel het brede publiek als artsen hebben een stereotiep beeld van seksuele delinquentie. Deze vertekening vertroebelt ook meteen het idee dat men zich vormt over het profiel van seksueel delinquenten. Eén van de meest gehoorde misvattingen is dat seksueel delinquenten multirecidivisten zouden zijn. "De klinische praktijk toont echter dat de meeste seksueel delinquenten slechts één misdrijf of een cluster van misdrijven plegen in een welomschreven periode van hun leven", stelt Julien Lagneaux, directeur van de Unité de psychopathologie légale (UPPL), die in 1998 werd opgericht in de nasleep van de zaak-Dutroux.(*)Belgisch en internationaal onderzoek wijst uit dat een gespecialiseerde behandeling van seksueel delinquenten het risico van recidive aanzienlijk doet afnemen. In Wallonië bedraagt het risico na behandeling 6,65% na vijf jaar (wat overeenstemt met de klassieke behandelingsduur, meestal gekoppeld aan begeleiding door een justitieassistent voor sociaal-professionele reïntegratie) en 12,7% na tien jaar. "De recidivecijfers van seksueel delinquenten die hun straf volledig uitzitten zonder gespecialiseerde behandeling zijn hoger", geeft Julien Lagneaux aan. Uiteraard is 12,7% niet niets, maar het is toch gevoelig minder dan wat het fatalistische beeld van een onvermijdelijke recidive laat vermoeden.Een ander stereotiep idee betreft seksueel misbruik van minderjarigen. De bevolking gaat ervan uit dat dit het werk is van pedofielen, terwijl 80% van die zedenfeiten wordt gepleegd door personen die zich niet specifiek aangetrokken voelen tot kinderen of adolescenten. Ze zijn meestal 'opportunistisch' van aard, in die zin dat ze worden gepleegd omdat de gelegenheid zich biedt, het slachtoffer zich in de nabije omgeving bevindt, de dader middelen gebruikt heeft, ... "Men moet een duidelijk onderscheid maken tussen pedofilie in de diagnostische zin van het woord en seksueel kindermisbruik. Het eerste verwijst naar een parafilie met een preferentiële of exclusieve voorkeur voor minderjarigen, zonder dat daar noodzakelijk seksuele misdrijven mee gepaard gaan. Het tweede gaat over seksueel misbruik van minderjarigen, dat losstaat van een psychiatrische diagnose", aldus Julien Lagneaux. Los van deze stereotiepe ideeën leeft binnen de psychologie/psychiatrie het duidelijke besef dat de gespecialiseerde behandeling zich niet moet toespitsen op het misdadig gedrag van de zedendelinquent, maar op zijn persoon. De aard van de zedenfeiten geeft immers slechts een zeer fragmentarisch beeld van de persoonlijkheid en de beweegredenen van de misdadiger, alsook van de omstandigheden die tot het misdrijf geleid hebben en van andere gegevens die belangrijk zijn voor de verdere begeleiding. De aard van het misdrijf (verkrachting, exhibitionisme, pedopornografie, ...) kan niet in verband worden gebracht met een bepaald type delinquent, net zoals er geen type-profiel van seksueel delinquenten bestaat. De situatie rond pedofielen en kindermisbruikers toont dit duidelijk aan: beide profielen kunnen gelijkaardige misdrijven begaan, maar - zoals reeds gezegd - stemt de tweede groep niet overeen met een parafilie gekenmerkt door een preferentiële of exclusieve interesse voor minderjarigen. "We hebben lang gezocht naar een pathologische structuur die kon voorbestemmen tot seksuele delinquentie of delinquentie in het algemeen, maar dat heeft niets opgeleverd", meldt Elena Kadare, klinisch psycholoog bij UPPL.Als het gerecht zorgverleners een rapport vraagt over een seksueel delinquent, moet men geval per geval te werk gaan. Een geïndividualiseerde werkwijze is ook nodig bij het opstellen van een behandelplan, als behandeling door het gerecht wordt opgelegd. Hierbij wordt rekening gehouden met twee soorten gegevens. Enerzijds raadpleegt men het gerechtelijk dossier, dat mogelijk gegevens bevat die kunnen verklaren waarom de delinquent zedenfeiten pleegt. Meer bepaald gaat het om psychologische en psychiatrische expertises en verhoor van de dader of de slachtoffers. In het dossier staat vaak ook informatie over de manier waarop de dader te werk gegaan is, de leeftijd van de slachtoffers, de context waarin de feiten gepleegd zijn, enzovoort. De tweede bron van informatie zijn gesprekken met de dader.Een analytische insteek is hier onontbeerlijk. "De bedoeling is na te gaan welke elementen tot de misdaad aanleiding hebben gegeven. De reflectie wordt opgebouwd volgens een schema dat we speciaal daarvoor ontworpen hebben en dat een dynamisch beeld geeft van de situatie van de dader en zijn misdrijf of misdrijven, in het licht van zijn voorgeschiedenis en zijn psychologisch, seksuologisch, criminologisch en psychopathologisch profiel", zegt Julien Lagneaux.Concreet behelst het eerste luik de anamnestische gegevens. Wie is de persoon? Waar komt hij vandaan? Uit welk soort familie komt hij? Hoe ging het op school en hoe verlopen zijn sociaal en professioneel leven? Hoe maakt hij het op affectief vlak en wat valt er te vertellen over zijn gevoelsleven? Hoe staat het met relaties? Heeft hij kinderen? Hoe is zijn verstandhouding met zijn ouders, broers, zussen, vrienden en collega's op het werk? Hoe gaat hij met anderen om? ...Een tweede luik gaat over het seks- leven van de dader. Hoe verloopt dat? Welke verlangens heeft hij? Hoe komt hij daaraan tegemoet? Welke fantasieën koestert hij en hoe heeft hij seks, alleen of met een partner? Hoe verliepen zijn eerste ervaringen? Is hij tevreden over zijn seksleven? Welk beeld heeft hij van zichzelf? Ervaart hij seksuele problemen? Wie zijn zijn partners? Hoe kiest hij die? Heeft hij seksuele disfuncties, complexen of ziekten? Vindt hij van zichzelf dat hij een afwijkend seksueel gedrag heeft? ... Is hij ooit rechtstreeks of onrechtstreeks het slachtoffer geweest van geweld? "We hebben het hier niet noodzakelijk over seksueel geweld, maar soms ook in een breder kader over andere traumatiserende ervaringen, zoals pesterijen op school, vroegtijdige blootstelling aan porno, of verwaarlozing of mishandeling door de ouders", omschrijft Julien Lagneaux. Elena Kadare merkt overigens op dat men bij seksueel delinquenten relatief vaak, maar niet altijd, een voorgeschiedenis van seksueel geweld aantreft. Vaker nog is er sprake van mishandeling of verwaarlozing op kinderleeftijd of tijdens de adolescentie. Dat veroorzaakt affectieve problemen, mankementen in de opvoeding en communicatieproblemen, ... die op hun beurt aan de basis liggen van moeilijkheden om te beseffen waar de grenzen liggen en om te begrijpen dat anderen volwaardige personen zijn. Dat alles kan ertoe leiden dat de toekomstige dader ongepaste gedragingen aanneemt zonder dat hij daarover eerst met zijn potentieel slachtoffer overlegd heeft - wat bijvoorbeeld belangrijk kan zijn om na te gaan of de andere met zijn voornemens instemt.Het derde luik van de analyse gaat over het criminologisch profiel van de dader. Hier wordt nagegaan of de dader in staat is maatschappelijke gedrags- regels te onderkennen en te respecteren, op seksueel vlak of op andere vlakken. Is hij geneigd zijn boekje te buiten te gaan en grenzen te overschrijden? Zo ja, hoe gaat hij te werk? Heeft hij ook antisociale trekken en is hij al met het gerecht in aanraking geweest? Of is hij altijd onbestraft gebleven toen hij de normen met de voeten trad? "Het is belangrijk zicht te krijgen op zijn crimineel profiel en de criminologische aspecten van het seksuele misdrijf dat hem ten laste wordt gelegd, alsook op de externe ontremmende factoren die uiteindelijk tot de feiten hebben geleid", zegt Julien Lagneaux. Een ander punt is het besef dat de dader heeft van zijn verantwoordelijkheid en de introspectie die hij in verband met de feiten aan de dag legt.Het laatste luik gaat over psychopathologie. Opnieuw zullen verschillende aspecten aan bod komen, zoals eventueel middelenmisbruik, de medicatie van de delinquent in het verleden en nu, alsook angstsymptomen en depressieve klachten, de medische en psychiatrische voorgeschiedenis of de huidige mentale stoornissen. "We nemen ook zo nu en dan een IQ-test af, meestal als we een intellectueel deficit vermoeden", meldt Julien Lagneaux. "Een IQ-test kan ook relevant zijn als we vermoeden dat de dader andersom net een buitengewone intelligentie heeft die hij misbruikt om zijn slachtoffer om de tuin te leiden. Dat is een troef die in sommige omstandigheden het begaan van een seksueel misdrijf gemakkelijker maakt." Daarnaast worden persoonlijkheidstests en gespecialiseerde gestandaardiseerde schalen ingezet om de persoonlijkheidskenmerken van de onderzochte persoon zo getrouw mogelijk te omschrijven. Deze laatste gegevens zijn soms al in het gerechtelijk dossier aanwezig.De volgende stap bestaat in het blootleggen van mogelijke interacties tussen de gegevens die uit de verschillende luiken naar voren komen, net omdat seksuele misdrijven een multifactoriële oorsprong hebben. Vervolgens worden alle gegevens op een rijtje gezet om duidelijk te stellen welke factoren aanleiding gegeven hebben tot het misdrijf en uit te leggen hoe de dader functioneert. Meteen wordt het mogelijk, op vraag van het gerecht, in te schatten hoe gevaarlijk de betrokkene is en hoe hoog het risico op recidive is. Dit werk moet idealiter in team worden uitgevoerd, met een psycholoog, een psychiater, een seksuoloog en een criminoloog. De resultaten blijven altijd hypothetisch, hoewel ze met een hoge graad van waarschijnlijkheid onderbouwd zijn. Het eindrapport van deze evaluatie is niet alleen belangrijk voor het gerecht. Het vormt ook een uitstekend houvast voor de therapie, die vaak door het gerecht wordt opgelegd.