Urineweginfecties bij jonge kinderen zijn een veelvoorkomende pathologie in huisartsen- praktijken. De diagnose is echter vaak lastig vast te stellen, omdat de jonge patiënten atypische symptomen kunnen vertonen. Huisartsen dr. Ilse Van Genechten en dr. Kato Van Look evalueerden de huidige DUODECIM-richtlijn 'Urinary tract infection in a child' en onderzochten op welke wijze deze beter kan worden afgesteld op de Belgische zorgcontext.
...
Voor beide huisartsen was de relevantie van het onderzoek een belangrijke motivator. Van Look: "Tijdens onze praktijkervaring zien we regelmatig zieke kinderen langskomen, waarbij het niet eenvoudig was om een urineweg- infectie te onderscheiden van andere aandoeningen. Om te bepalen of een kind last heeft van een urineweginfectie wordt in ons land de DUODECIM-richtlijn aangereikt als leidraad voor huisartsen. Deze richtlijn is beschikbaar via EBPracticenet, maar is niet aangepast aan de Belgische eerstelijnszorgcontext", zegt Van Look. "Zo wordt het uitvoeren van een blaaspunctie als diagnosetool aanbevolen en zijn er verschillen in de aanbevelingen rond behandeling met die van de Belgische gids voor anti-infectieuze behandeling in de ambulante praktijk (BAPCOC)." Van Genechten vult haar collega aan: "Het doel van ons onderzoek was daarom om de aanbevelingen uit de richtlijn te evalueren en aan te passen aan de Belgische zorgcontext. Dat proces verliep in drie fasen. In de eerste fase hebben we een viertal klinische vragen geformuleerd. Nadien hebben we op basis van een systematische zoektocht twee relevante internationale richtlijnen met betrekking tot urineweg- infecties (NICE en AAP) geselecteerd, en deze beoordeeld aan de hand van de AGREE-tool", zegt de huisarts. "In de volgende fase hebben we deze richtlijnen vergeleken met de oorspronkelijke DUODECIM-richtlijn. Op basis van de vergelijking en de antwoorden op de klinische vragen hebben we een aantal aanbevelingen gedaan en deze een GRADE-score gegeven. In de laatste fase hebben we vervolgens de aanbevelingen verder verfijnd en laten beoordelen door een expertenpanel van huisartsen en pediaters." Op basis van de beoordelingen van het expertenpanel, formuleerden de twee huisartsen een aantal aanbevelingen. "Het belangrijkste klinische teken van een urineweginfectie bij kinderen is koorts van 38°C of hoger, zonder duidelijke oorzaak. Hierbij wordt aanbevolen binnen 24 uur een urinestaal af te nemen. Andere symptomen variëren afhankelijk van de leeftijdscategorie van het kind: jonger dan drie maanden, ouder dan drie maanden maar nog niet sprekend (preverbaal), en ouder dan drie maanden en sprekend (verbaal). Deze symptomen hebben we in een overzichtelijk schema gerangschikt van meest naar minst voorkomend", zeggen de huisartsen. "Daarnaast adviseren we dat voor screening de 'clean catch'-methode de eerste keuze is. Als deze methode niet haalbaar is, kunnen andere niet-invasieve methoden, zoals verzamelzakjes of -pads worden gebruikt. Bij aangetoonde pyurie is het aanbevolen om invasieve methoden, zoals blaassondage of suprapubische aspiratie te overwegen om de diagnose te bevestigen." De twee huisartsen adviseren daarnaast een echografie bij kinderen met atypische urineweginfecties en bij kinderen jonger dan zes maanden. Bij kinderen die ouder zijn en een terugkerende infectie hebben, wordt eveneens een echografie geadviseerd. "Voor de behandeling is het van belang om eerst te beslissen of een verwijzing nodig is. Dit is het geval bij kinderen onder de leeftijd van drie maanden of bij oudere kinderen die ernstige veralgemeende symptomen hebben of orale therapie niet verdragen", aldus Van Genechten. "Als de behandeling thuis kan worden gestart bestaat deze uit trimethoprim of nitrofurantoïne voor een cystitis en uit cefalosporines of amoxicilline-clavulaanzuur indien de kiem hieraan gevoelig is bij een pyelo- nefritis. In het ziekenhuis zal parenterale behandeling bestaan uit cefalosporines. De therapie dient altijd te worden aangepast aan de cultuur en antibiogram." De keuze voor huisartsgeneeskunde was voor Van Genechten snel gemaakt. "Als huisarts zie je een breed scala aan patiënten. Ik vind het ontzettend mooi om zowel jonge baby's, waar ik ook als arts bij Kind en Gezin regelmatig mee in contact kom, als oudere patiënten en alles ertussenin op te volgen. Je bouwt echt een vertrouwensband op, en dat aspect sprak me enorm aan", zegt de huisarts. "In de praktijk waar ik werk heb ik jonge collega's om me heen en een prettige patiëntenpopulatie. Nu de winterperiode voorbij is, heb ik ook weer wat meer tijd om echt in gesprek te gaan met mijn patiënten en hen beter te leren kennen. Dat vind ik een van de mooiste aspecten van dit vak, omdat je met de psychosociale achtergrond echt een meerwaarde kan betekenen voor de kwaliteit van zorg voor een patiënt", zo besluit Van Genechten die erover nadenkt om in de toekomst de specialisatie sportgeneeskunde te gaan volgen. Van Look sluit zich hierbij aan en geeft op haar beurt aan dat de combinatie van wetenschap en menselijk contact haar ook aansprak. "Tijdens de middelbare school begon ik te kijken naar de verschillende wetenschappelijke richtingen, maar vond ik het ook belangrijk om voor een sociale, mensgerichte opleiding en beroep te kiezen. Het huisartsenberoep leek me daarom een logische keuze, omdat het de meest brede vorm is van geneeskunde; je bent de eerste contactpersoon voor patiënten, je speelt een verbindende rol tussen de patiënt en specialist, en je behandelt mensen van alle leeftijden. Die combinatie van sociale en wetenschappelijke aspecten maakt het beroep voor mij aantrekkelijk", zegt Van Look. De huisarts bestudeert momenteel de mogelijkheid om een bijkomende opleiding tot LEIF-arts te volgen.