Het KCE nam 12 projecten onder de loep die eind 2020 een conventie met het Riziv ondertekenden voor telemonitoring van covidpatiënten thuis. Die verschillen evenwel te veel van elkaar om duidelijke conclusies toe te laten.
...
Het Kenniscentrum analyseerde de projecten in de eerste helft van 2020 met in totaal 684 patiënten . Het 'grootste' project was dat van het UZA. De meeste waren veel kleiner. In Gent waren er vier projecten - één voor elk ziekenhuis, al gingen de meeste scheep met dezelfde externe partner. Bijna elk van de projecten die de Riziv-conventie tekenden, werden gecoördineerd door een ziekenhuis. Alleen in Aalst was er een samenwerkingsverband tussen een zorgcentrale, de ziekenhuizen en de eerste lijn. Dat was maar de top van de ijsberg, merkte het KCE op. Veel telemonitoringprojecten kwamen geheel bottom-up tot stand, zonder overeenkomst met het Riziv. De meest huisartsen die het KCE interviewde, bijvoorbeeld, waren niet verbonden met de projecten uit de conventie. Nogal wat zetten hun eigen telemonitoringprojecten op poten, die niet in kaart zijn gebracht. Er waren geen vaste criteria voor inclusie in een project en voor de risicostratificatie van patiënten. Covid was een onbekende aandoening: er was onzekerheid over wat men moest monitoren. De zuurstofsaturatie werd gemeten en verder naargelang het project de lichaamstemperatuur, hartslag, ademhalingsfrequentie,... Symptomen als kortademigheid en vermoeidheid werden belangrijk gevonden. Sommige projecten hielden zich vooral aan objectieve metingen, bij andere moesten patiënten dagelijks wel 20 vragen beantwoorden. Patiënten kregen in sommige projecten onmiddellijk feedback na het doorsturen van de data: een groen scherm als alles OK was, een rood scherm als ze onmiddellijk hulp moesten zoeken, een geel scherm als ze een meting snel moesten herhalen. Andere projecten vermeden de feedback bewust en zetten vooral in op geregeld contact met de patiënt. Contact met een hulpverlener - wie dat ook was - bood een belangrijk houvast voor de patiënten, en was een pluspunt bij de telemonitoring. Er zijn vaak twijfels over het feit of alle metingen wel even betrouwbaar verlopen zijn. De gebruikte toestellen en platforms waren meestal wel gebruiksvriendelijk maar patiënten werden vermoedelijk een stuk geselecteerd op hun vermogen om daarmee om te gaan. Problemen doken regelmatig op, maar werden in de regel snel verholpen - een goede helpdesk is zeker onmisbaar.Een belangrijke vraag is wie het telemonitoringteam bemande. Volgde één dienst in het ziekenhuis dat op of was het een ziekenhuisbreed project? Werkte het ziekenhuis samen met een externe dienst? Alle scenario's kwamen in de 12 projecten voor. Waar kwamen de data terecht? Konden de zorgverleners ze zien in hun patiëntendossiers of moesten ze er speciaal naar op zoek? Niet alle gebruikte platforms waren geïntegreerd met de software van de zorgverleners. Wie hield het dashboard met de resultaten van de metingen in de gaten? De conventie bepaalde dat dat dag en nacht moest gebeuren - de hele week door. Maar dat bleek vaak niet echt te gebeuren. Wat gebeurde er als alarmdrempels werden overschreden? Zelden werd het alarm 'gepusht' naar de zorgverlener die toezicht moest houden. Er is ook te vaak onduidelijkheid over wie dat dan moest zijn. De acties die werden ondernomen bij het overschrijden van bepaalde drempels werden niet opgetekend - logboeken zijn er niet. Soms werd in het informed consent de verantwoordelijkheid gewoon naar de patiënt zelf doorgeschoven: die moest maar tijdig hulp zoeken. Werden patiënten niet soms een wat vals gevoel van veiligheid gegeven? De impact van de telemonitoring - de opvolging, de logistiek, de coördinatie,... - werd bij het begin van de projecten onderschat. Te vaak moesten verpleegkundigen en artsen het er maar bijnemen, naast hun andere taken. Samenwerking met de huisarts en de thuiszorg was ook een van de vereisten van de Riziv-conventie. De hand naar de huisartsen werd wel uitgestoken, maar die hadden tijdens de pandemiegolven al heel veel om het hoofd. Als het erop aankwam, viel men de huisarts van de patiënt maar niet lastig. De thuisverpleegkundign zijn ook cruciaal in de implementatie van de telemonitoringsystemen. Maar zij waren lang niet altijd systematisch betrokken. De nomenclatuur beperkte hun bewegingsvrijheid wanneer ze dat wel waren, en ze kregen zelf geen toegang tot de resultaten. Toch worden de telemonitoringprojecten positief onthaald door patiënten en zorgverleners. De bedoeling was vooral om patiënten gerust te stellen, en om de ziekenhuizen en de eerste lijn te ontlasten. Al kan nu niet betrouwbaar vastgesteld worden dat dat geslaagd is. Het KCE pleit voor de voortzetting van de projecten, maar vraagt een beter conceptueel kader: een duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden, meer harmonisatie met ook meetbare uitkomsten. Er moet samenwerking zijn tussen ziekenhuizen en de eerste lijn. En er is nood aan duidelijke criteria, meer integratie van de ICT, het loggen van de acties die tijdens de telemonitoring worden ondernomen.. Personeel dat de telemonitoring volgt, moet voldoende opgeleid zijn en tijd vrij hebben om zich erop toe te leggen.