In een kwalitatieve studie uitgevoerd door de ULiège en de KU Leuven, geven 122 Belgische huisartsen hun visie op de ideale medische praktijk. Ze schetsen pragmatische, voorzichtige modellen op mensenmaat.
...
De huisartsenpraktijk in België staat op een keerpunt. De auteurs van de studie wijzen erop dat het systeem geconfronteerd wordt met een groeiend tekort aan artsen, een stijgende vraag naar zorg, en nieuwe professionele verwachtingen bij jonge artsen. Oudere artsen naderen hun pensioen, terwijl jonge afgestudeerden streven naar een beter evenwicht tussen werk en privéleven. De 'New Deal' voor huisartsenpraktijken is bedoeld als antwoord op die uitdagingen. Maar wat wil de huisarts zelf? Dat onderzocht deze studie onder leiding van dr. Hubert Jamart (ULiège) aan de hand van elf focusgroepen van samen 122 huisartsen. De ondervraagde artsen zijn het eens over één fundamenteel punt: de kern van het team moet relatief klein blijven, rond een trio van arts, verpleegkundige en administratief medewerker. Deze configuratie wordt beschouwd als realistisch, functioneel en geschikt voor de werklast die in de meeste praktijken wordt waargenomen.Verpleegkundigen staan hoog aangeschreven voor hun vermogen om technische procedures uit te voeren (ECG's, uitstrijkjes, vaccinaties, bloeddrukmetingen, enz). Ze worden ook gezien als belangrijke partners in preventie en gezondheidsbevorderende activiteiten, met name door middel van screening en leefstijlcoaching. Administratief medewerkers zijn dan weer essentieel voor de goede werking van de praktijk: ze behandelen telefoontjes, plannen afspraken, bereiden dossiers voor en doen soms een eerste administratieve triage van zorgvragen. Er zijn echter bedenkingen bij deze laatste taak. Een aantal artsen wijst erop dat triage door een administratief medewerker - indien slecht begeleid - kan leiden tot veiligheidsproblemen of medische aansprakelijkheid. Anderen benadrukken dan weer hun toegevoegde waarde bij het beheren van noodgevallen of chronische patiënten, op voorwaarde dat ze goed opgeleid zijn. "Een medisch secretaresse met ervaring kan een grote hulp zijn voor artsen, vooral bij het afhandelen van dringende oproepen", stelt een Brusselse arts. Het onderzoek toont ook aan dat artsen niet noodzakelijk alle profielen in hun praktijk willen integreren. Professionals zoals psychologen, maatschappelijk werkers, fysiotherapeuten en diëtisten worden gezien als nuttig, maar zij moeten voor de meerderheid van de deelnemers in de periferie blijven. Ad hoc samenwerking of netwerken wordt verkozen boven permanente integratie in de huisartsenpraktijk.Het idee van een 'zorgpool' die door meerdere praktijken wordt gedeeld, werd vaak genoemd. "Een maatschappelijk werker zou voor verschillende praktijken kunnen werken, maar niet noodzakelijk binnen de praktijk", vat een Vlaamse arts samen. Deze keuze werd ingegeven door zowel praktische als filosofische overwegingen. Aan de ene kant stelt de integratie van meerdere professionals in één structuur eisen op het gebied van kantoorruimte, coördinatie en vergadertijd die moeilijk te verenigen zijn met de realiteit op het terrein. Zoals een huisarts uit Luik uitlegt: "Een grotere structuur betekent misschien meer efficiëntie, maar het betekent ook meer coördinatie en minder persoonlijk contact met patiënten".Het hybride profiel van een praktijk- assistent - noch administratief medewerker, noch verpleegkundige - is niet onomstreden. "Ik begrijp niet echt wat een praktijkassistent moet doen", geeft een Brusselse deelnemer toe. Sommige artsen zien het nieuwe profiel als een kans om de huisarts te ontlasten door administratieve taken en eenvoudige technische procedures over te nemen. Anderen bekritiseren het gebrek aan een wettelijk kader, een gestandaardiseerde opleiding en een duidelijke professionele identiteit. Deze onzekerheid doet denken aan valkuilen die elders zijn waargenomen. Het geval van de Britse NHS werd als tegenvoorbeeld aangehaald: de slecht begeleide invoering van 'physician associates' heeft daar soms geleid tot een toegenomen werklast voor artsen.De meerderheid van de deelnemers is voorstander van een duidelijker model, waarbij medische procedures worden toevertrouwd aan verpleegkundigen en coördinerende functies aan administratief medewerkers of praktijkmanagers. Er is vraag naar een duidelijk kader, zowel wettelijk als functioneel. De ondervraagde artsen verwerpen het principe van interprofessionele samenwerking niet, maar ze definiëren wel de strikte voorwaarden ervoor. Colocatie - het feit dat verschillende zorgprofessionals fysiek op dezelfde plaats werken - wordt genoemd als een faciliterende factor: het maakt snelle uitwisselingen, directe follow-up en een snellere reactie in noodsituaties mogelijk.Dit is echter niet altijd mogelijk door ruimtegebrek. Zoals een arts in de provincie Luxemburg zei: "We hebben dan ook grotere wachtkamers nodig, want verpleegkundigen zijn sneller klaar dan wij". Daarnaast wordt het belang van gedeelde elektronische medische dossiers unaniem benadrukt. Sommigen pleiten zelfs voor de invoering van één softwarepakket voor alle eerstelijnszorgverleners. Een ander belangrijk punt zijn teamvergaderingen, formeel of informeel. Ze worden gezien als essentieel om de cohesie te behouden, de zorg te coördineren en misverstanden te voorkomen. Maar niet iedereen wil ze overstructureren. Sommigen vinden frequente informele contacten effectiever dan vergaderingen. Tot slot benadrukten de deelnemers de behoefte aan passende opleiding voor niet-medisch personeel, evenals een duidelijk wettelijk kader waarin de verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. "We hebben verpleegkundigen nodig die specifiek zijn opgeleid voor de eerste lijn", zei een arts in Brussel. De studie toont aan dat er meerdere visies bestaan op de ideale huisartsenpraktijk. De ondervraagde huisartsen wijzen verandering niet af, maar willen wel dat hun autonomie, hun professionele identiteit en de lokale realiteit worden gerespecteerd.Het ideale model blijft een klein, flexibel team rond een functionele kern. Elke uitbreiding van dat kernteam moet gerechtvaardigd worden door voldoende werklast, geschikte instrumenten en stabiele financiering.Voldoet de New Deal aan deze verwachtingen? Het is nog te vroeg om dat te zeggen. Op 1 april 2024 waren 48 praktijken met 158 huisartsen daadwerkelijk gestart met dit nieuwe model. De New Deal wordt geëvalueerd tot 1 april 2027, onder coördinatie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Deze lopende evaluatie zal toelaten om het model indien nodig bij te sturen, met als doel het structureel te verankeren in de verplichte zorgverzekering.