De dag van de deadline voor mijn column, 26 mei, is de eerste dag van mijn eerste 'echte' tentoonstelling. Ik werd uitgenodigd voor de groepstentoonstelling 'Ontmoet de meesters' in De Campagne in Drongen, georganiseerd door ART-tist. Ik toon er, in tien pastels op fiche, de bedachte, gevulde harten van tien personages uit Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez.

Die grandioze roman is mijn oerboek. Ik las het boek voor het eerst in de zomer van 1989. Ik was (en ben) een grote fan van de Zuid-Amerikaanse literatuur: Pablo Neruda, Juan Rulfo, Márquez en zovele anderen. Honderd jaar eenzaamheid is een complex, barstensvol boek in een dooreengeklutste chronologie, met personages die vaak dezelfde namen dragen (de mannen toch). Je moet het geconcentreerd lezen, jezelf begraven in het verhaal, maar als je zestien bent, lukt zoiets moeiteloos. In de zomer die toen eeuwig leek te duren, kroop ik helemaal weg in Márquez' verhaal over zeven generaties Buendía: de kleurrijke figuren, de magische gebeurtenissen die tegelijkertijd de Zuid-Amerikaanse realiteit blootleggen (Márquez ontkende met klem dat zijn boeken magisch-realistisch waren, hij beklemtoonde dat de verhalen die hij vertelde gewoon konden gebeuren), de sterke vrouwen, de onderzoekende, grensverleggende nieuwsgierigheid. Sinds ik dit boek las, zijn familiekronieken een favoriet genre geworden.

Ik tekende waar hun hart van vol is, wat de rest verzwaart, verdrukt en verplettert, of net optilt en kleurt, licht geeft of lichter maakt

Ik herlas het boek 26 jaar later als voorbereiding voor Belezen Wetenschappers, avonden over boeken door en voor wetenschappers aan mijn alma mater, gemodereerd door Pat Donnez. Als hematoloog in het UZ Gent krijg ik meer dan me lief is te maken met lijden, dood en verdriet. Misschien verklaart dat waarom mij in die tweede lezing van Marquez' boek vooral de droefenis, de donkerte en het fatalisme opvielen. Als meisje van zestien onthield ik vooral het exotische en het magische.

Als voorbereiding van deze reeks tekeningen herlas ik voor de derde keer delen uit het boek (ik kocht de nieuwe, bewierookte vertaling van Mariolein Sabarte Belacortu, uit 2017). Ik bladerde door mijn oerboek, mijn ogen en handen bleven hangen bij passages (toevallig of voorbestemd?). Ik kroop in de huid van deze kleurrijke personages, verschool me in hun hoofd en hart, en bedacht van daaruit de harttekeningen. Ik koos tien personages waarvan ik het hart heb uitgelicht. Ik tekende waar hun hart van vol is, wat de rest verzwaart, verdrukt en verplettert, of net optilt en kleurt, licht geeft of lichter maakt. Het is wat ik heb bedacht, me verschansend tussen de regels van dit wonderlijke boek. Ongetwijfeld werd dit alles ook getekend door wat ik in mijn bijna vijftigjarig bestaan heb gezien en beleefd.

Dus neen, ik ga niet uitleggen wat alles betekent. Als je het boek al hebt gelezen, dan ben ik benieuwd of je de verhalen herkent. Of misschien wil je het boek nu ook wel herlezen, voor de tweede of zoveelste keer. Als je het boek nog niet hebt gelezen, dan hoop ik vooral dat mijn tekeningen je benieuwd genoeg maken om het te lezen. Er zijn zovele verwijzingen naar ons beroep als arts: de verhalen van mensen, het lijden, de pijn, het verdriet en de rouw, het wetenschappelijk denken, wroeten en zoeken en niets vinden, maar niet opgeven. En hoe fatalistisch het boek ook is, ik zie er ook hoop en helderheid in.

Gabriel García Márquez. Cien años de soledad, 1967. Nederlandse vertaling en uitgave: C.A.G. van den Broek, Meulenhoff, 1972; Mariolein Sabarte Belacortu, Meulenhoff, 2017.

De dag van de deadline voor mijn column, 26 mei, is de eerste dag van mijn eerste 'echte' tentoonstelling. Ik werd uitgenodigd voor de groepstentoonstelling 'Ontmoet de meesters' in De Campagne in Drongen, georganiseerd door ART-tist. Ik toon er, in tien pastels op fiche, de bedachte, gevulde harten van tien personages uit Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez. Die grandioze roman is mijn oerboek. Ik las het boek voor het eerst in de zomer van 1989. Ik was (en ben) een grote fan van de Zuid-Amerikaanse literatuur: Pablo Neruda, Juan Rulfo, Márquez en zovele anderen. Honderd jaar eenzaamheid is een complex, barstensvol boek in een dooreengeklutste chronologie, met personages die vaak dezelfde namen dragen (de mannen toch). Je moet het geconcentreerd lezen, jezelf begraven in het verhaal, maar als je zestien bent, lukt zoiets moeiteloos. In de zomer die toen eeuwig leek te duren, kroop ik helemaal weg in Márquez' verhaal over zeven generaties Buendía: de kleurrijke figuren, de magische gebeurtenissen die tegelijkertijd de Zuid-Amerikaanse realiteit blootleggen (Márquez ontkende met klem dat zijn boeken magisch-realistisch waren, hij beklemtoonde dat de verhalen die hij vertelde gewoon konden gebeuren), de sterke vrouwen, de onderzoekende, grensverleggende nieuwsgierigheid. Sinds ik dit boek las, zijn familiekronieken een favoriet genre geworden. Ik herlas het boek 26 jaar later als voorbereiding voor Belezen Wetenschappers, avonden over boeken door en voor wetenschappers aan mijn alma mater, gemodereerd door Pat Donnez. Als hematoloog in het UZ Gent krijg ik meer dan me lief is te maken met lijden, dood en verdriet. Misschien verklaart dat waarom mij in die tweede lezing van Marquez' boek vooral de droefenis, de donkerte en het fatalisme opvielen. Als meisje van zestien onthield ik vooral het exotische en het magische. Als voorbereiding van deze reeks tekeningen herlas ik voor de derde keer delen uit het boek (ik kocht de nieuwe, bewierookte vertaling van Mariolein Sabarte Belacortu, uit 2017). Ik bladerde door mijn oerboek, mijn ogen en handen bleven hangen bij passages (toevallig of voorbestemd?). Ik kroop in de huid van deze kleurrijke personages, verschool me in hun hoofd en hart, en bedacht van daaruit de harttekeningen. Ik koos tien personages waarvan ik het hart heb uitgelicht. Ik tekende waar hun hart van vol is, wat de rest verzwaart, verdrukt en verplettert, of net optilt en kleurt, licht geeft of lichter maakt. Het is wat ik heb bedacht, me verschansend tussen de regels van dit wonderlijke boek. Ongetwijfeld werd dit alles ook getekend door wat ik in mijn bijna vijftigjarig bestaan heb gezien en beleefd. Dus neen, ik ga niet uitleggen wat alles betekent. Als je het boek al hebt gelezen, dan ben ik benieuwd of je de verhalen herkent. Of misschien wil je het boek nu ook wel herlezen, voor de tweede of zoveelste keer. Als je het boek nog niet hebt gelezen, dan hoop ik vooral dat mijn tekeningen je benieuwd genoeg maken om het te lezen. Er zijn zovele verwijzingen naar ons beroep als arts: de verhalen van mensen, het lijden, de pijn, het verdriet en de rouw, het wetenschappelijk denken, wroeten en zoeken en niets vinden, maar niet opgeven. En hoe fatalistisch het boek ook is, ik zie er ook hoop en helderheid in.