De nota van minister Frank Vandenbroucke over de hervorming van de ziekenhuisorganisatie en -financiering bevat een intrigerend zinnetje, dat tot nu toe onderbelicht werd. Ten onrechte?
...
Helemaal achteraan in de nota, in het deel over de beheersing van de supplementen staat te lezen: "Deze maatregelen hebben tot doel het principe van gematigdheid zoals voorzien in artikel 33 van de nieuwe code van medische deontologie wettelijk te verankeren." Het gaat hier over de code van medische deontologie van 3 mei 2018. Het 'nieuwe' zit hem voornamelijk in het gegeven dat hij de 'oude' code van 1975 heeft vervangen. Inhoudelijk is de code van 2018 niet echt vernieuwend. Artikel 33 maakt deel uit van hoofdstuk 3, getiteld 'Integriteit' en luidt als volgt: "De arts bepaalt zijn ereloon correct en op basis van de werkelijk geleverde prestaties. De arts informeert de patiënt vooraf duidelijk over de bepaling van zijn ereloon."Zoals veel andere bepalingen in de nieuwe code, komt ook deze neer op een herhaling van wettelijke bepalingen. Artikel 35 van de WUG bepaalt al dat een arts (enkel) recht heeft op honoraria voor de door hem geleverde prestaties, mits eerbiediging van de regels van de plichtenleer. En artikel 8 van de wet op de rechten van de patiënt bepaalt dat de arts de patiënt op de hoogte moet brengen van de financiële gevolgen van zijn tussenkomsten. In artikel 33 komt het woord gematigdheid niet voor. Maar in een commentaar bij dat artikel schreef de nationale raad van de Orde der artsen in 2019: "De arts bepaalt zijn ereloon te goeder trouw. Hij moet eerlijk en gematigd zijn. Het vorderen van erelonen die manifest te hoog liggen kan aanleiding geven tot tuchtmaatregelen opgelegd door de provinciale raden." In de geciteerde nota van de minister wordt de indruk gewekt dat artikel 33 wettelijk zal worden verankerd. Omdat artikel 33 zelf al de deontologische verankering is van twee wettelijke bepalingen, kan men zich afvragen of dat veel zin heeft. En ook is de vraag wat dat precies betekent? Krijgt artikel 33 van de nieuwe code daardoor een juridisch bindend karakter? Dan zou het niet naleven van dat artikel de status krijgen van een wettelijk geregeld tuchtmisdrijf. Daar bestaan nog wel enkele voorbeelden van.Maar in het algemeen is het bindend verklaren van de code een bevoegdheid van de koning. Dat is tot nu toe niet gebeurd, ook niet met de oude code omdat de politieke wil daartoe ontbrak. Het dichtst in de buurt van een voornemen tot bindendverklaring kwam de toenmalige minister van Volksgezondheid Marcel Colla, partijgenoot van de huidige minister: "De bekrachtiging van de code bij KB kan bijdragen tot een grotere rechtszekerheid", verklaarde hij in 1997. Lukt het 25 jaar later wel, maar dan bij wet en beperkt tot een artikel?