...
Ruim 25 jaar geleden maakte Gérard Corbiau naar een eigen scenario de film Farinelli, il castrato over de Italiaanse castraat die in de 18de eeuw een levende legende was. Voor de soundtrack werd toen het stemgeluid van een mezzosopraan gemengd met dat van een contratenor. Hoe de castraten, en Farinelli in het bijzonder, geklonken hebben zal wel altijd een raadsel blijven.Opnames van slechte kwaliteit van meer dan 100 jaar oud die de laatste castraat, Alessandro Moreschi (1858-1922), laten horen, brengen weinig duidelijkheid. Ondertussen hebben musicologen, operaliefhebbers en tal van contratenoren en mezzosopranen het fenomeen grondig verkend. Naast het repertoire dat voor Farinelli werd geschreven, dook men ook in de muziek die door de tot de verbeelding sprekende stemmen van Senesino, Caffarelli of Carestini tot klinken werd gebracht.Ook de Franse contratenor Philippe Jaroussky verkende afgelopen jaren verschillende facetten van zijn fijne stem aan de hand van het castratenrepertoire. Samen met zijn ensemble Artaserse brengt Philippe Jaroussky bij Bozar een bloemlezing van castraataria's en instrumentale werken van Antonio Vivaldi en Georg Friedrich Händel. Hij schakelt daarbij tussen de rol van Licida in Vivaldi's Olimpiade en die van Sesto in Händels Giulio Cesare.Het ongedurige Cessate mai cessate verklankt Jaroussky met eenzelfde geloofwaardigheid en overgave als de gedragen en innemende aria Ombra cara. Voor louter spektakel en overweldigende kracht is men bij hem aan het foute adres. Jaroussky is wel de zanger die de subtiele en lyrische kanten van dit castraten-repertoire in de verf wil zetten. Hij was trouwens al meermaals te horen in ons land en weet het publiek telkens met zijn warme, zachte stem te charmeren.