De gevallen van apenpokken die zich de jongste weken voordeden, zijn mild. Maar intussen borrelen de onbeantwoorde vragen op in de literatuur. Aanleiding voor sommige experts om zich te ergeren aan de karige aandacht die het apenpokkenvirus in het verleden kreeg.
...
Nadat een eerste geval van apenpokken op 7 mei werd gemeld in Groot-Brittannië, kijken we aan tegen de grootste uitbraak ooit van deze ziekte buiten Afrika. Meldingen beperkten zich aanvankelijk tot Europa, maar de besmetting bereikte amper veertien dagen later ook de VS en Canada. Het virus dat in verschillende Europese landen en de VS opdook, is verwant met een stam die in de West-Afrikaanse bevolking regelmatig uitbraken veroorzaakt. In de arme, landelijke bevolking van die regio veroorzaakt dat een sterfte lager dan 1%. Daarmee is de West-Afrikaanse stam minder geducht dan zijn tegenhanger die in Centraal-Afrika circuleert, met een sterfte van zowat 10%. Alle DNA-sequenties die in Europa gevonden werden, zijn zo goed als identiek, wat aangeeft dat ze stuk voor stuk terug te voeren zijn tot besmetting vanuit één en dezelfde patiënt. Daarnaast zijn ze ook verwant met sequenties die werden ontdekt naar aanleiding van enkele sporadische gevallen die zich in 2018 en 2019 voordeden buiten Afrika, en duidelijk gerelateerd waren aan reizen naar West-Afrika. De meest voor de hand liggende hypothese is dus dat de persoon die dit jaar aan de oorsprong lag van het eerste niet-Afrikaanse geval besmet raakte tijdens een reis in West-Afrika. Die persoon is overigens tot nog toe onbekend. We zouden ook kunnen veronderstellen het apenpokkenvirus al langer bij dieren buiten Afrika aanwezig was, en recentelijk op de mens oversprong. Dat is minder waarschijnlijk, want het impliceert dat de mens een hele tijd aan de besmetting zou ontkomen zijn, en nu plots toch de klos werd. Anders dan bij dieren kan men een besmetting bij de mens niet miskennen, wegens de typische huidletsels die ermee gepaard gaan. Gezegd mag nog dat de verspreiding van het apenpokkenvirus recentelijk ook toegenomen is op het Afrikaanse continent. In de loop van het jongste decennium werden gevallen gemeld in verschillende landen waar de ziekte al tientallen jaren niet meer was opgedoken. Bestaat er een genetische achtergrond voor de plotse, snelle verspreiding van het apenpokkenvirus buiten Afrika? Het zal niet meevallen om dat in de nabije toekomst te achterhalen. Zeventien jaar zijn verstreken sinds onderzoekers zich bewust werden van het feit dat er twee verschillende stammen in Afrika de ronde doen, maar nog steeds is niet duidelijk op basis van welke genen de Centraal-Afrikaanse variant zoveel dodelijker is dan de West-Afrikaanse variant. Het genoom van het apenpokkenvirus is braakliggend terrein. Eén verklaring daarvoor ligt bij de indrukwekkende afmetingen ervan - er zitten zesmaal zoveel genen in als in het genoom van het SARS-CoV-2. Een andere kijk op de situatie komt van de New Yorkse viroloog Gustavo Palacios. Hij wijst erop dat er amper fondsen ter beschikking worden gesteld voor genoombewaking in Afrika. Daardoor tasten virologen in het duister, want ze hebben weinig sequentiegegevens om een vergelijking te maken met het apenpokkenvirus dat momenteel buiten Afrika circuleert. Hij wordt bijgetreden door Ifedayo Adetifa, hoofd van het Nigeria Centre for Disease Control. Afrikaanse virologen geven kennelijk lucht aan hun ergernis, omdat ze al jaren moeten knokken om geld voor het opzetten en publiceren van studies rond het apenpokkenvirus. Nu het virus zich buiten het Afrikaanse continent verspreid heeft, leggen gezondheidsoverheden wereldwijd plots een stuk meer belangstelling aan de dag. Wat we ook niet kennen, is het natuurlijke reservoir van het apenpokkenvirus in Afrika. Knaagdieren kunnen besmet worden. Dat zet experts aan tot het advies om knaagdieren die eventueel in contact zijn geweest met besmette personen te laten bewaken door de overheid of er euthanasie op toe te passen. Het risico dat het virus overgaat op dieren en vandaar opnieuw mensen besmet, wordt klein geacht. Apen zijn ook niet het reservoir. De naam 'apenpokkenvirus' is ontstaan omdat het virus eind jaren 50 werd ontdekt toen het tot tweemaal toe een uitbraak veroorzaakte bij apen in onderzoeksinstellingen. Omdat het apenpokkenvirus verwant is met het pokkenvirus, gaat men ervan uit dat vaccins tegen het tweede ook beschermen tegen het eerste. De dynamiek ligt anders dan met het SARS-CoV-2. Men denkt dat het apenpokkenvaccin kan beschermen tegen apenpokken als het toegediend wordt binnen vier dagen na blootstelling, wegens de lange incubatieperiode van de ziekte. Omdat veel gevallen van infectie zich hebben voorgedaan bij mannen die seks hebben met mannen (MSM), rijst de vraag of het apenpokkenvirus misschien een mutatie ondergaan heeft die het vatbaarder maakt voor seksuele overdracht. Het besef dat de infectie sowieso overgedragen wordt door nauw lichamelijk contact, biedt op zich een toereikende verklaring voor de overdracht bij MSM.