In maart 2020 bestond de eerste opdracht van Christiaan Decoster eruit de federale crisiscel bij de FOD Volksgezondheid op te richten en samen te stellen. De crisiscel is in tijden van pandemie zowat het oog van de organisatie.
...
Om de coronapandemie mee te helpen bestrijden, werd topambtenaar Christiaan Decoster (nu 73) terug uit pensioen gehaald. In deze tweede aflevering van onze reeks getuigt hij over deze turbulente periode.Een crisiscel kwam er op het moment dat de minister van Binnenlandse Zaken de federale fase afkondigt. Decoster: "Toen ik toekwam op de FOD bestond er al een werkgroep met minister De Block en de administratie. De pandemie was een crisis zonder weerga, ze dwong tot goed samenwerken. Het was wel niet moeilijk de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Er hing een positief-constructieve sfeer." Formeel werd de crisiscel midden maart 2020 opgericht. Normaal maakt een kabinetsmedewerker van de minister van Volksgezondheid er deel van uit. Tijdens de pandemie waren minister De Block en haar kabinetschef echter altijd aanwezig. "Daarmee was ik in de beginfase zeer blij", dixit Decoster.Door de omvang van de pandemie en omdat beschermingsgoederen ontbraken, schakelde de regering een tweede minister in, Philippe De Backer. "Een goede manager", getuigt Decoster. "Zonder hem en zijn taskforce, in samenwerking met de administratie en het leger, zou het niet zo goed geëvolueerd zijn." Zeer snel kwamen er beschermingsgoederen naar België. Ze werden opgeslagen in depots en verdeeld onder ziekenhuizen en artsen. "We beschikten over lijsten, ook van zorgverstrekkers, die we zo bereikten om beschermingsgoederen te bedelen." Minister De Backer en zijn kabinetschef participeerden aan de werkzaamheden van de crisiscel. In een latere fase was er de uitstekende medewerking van minister Frank Vandenbroucke met dokter Ri De Ridder als adviseur en permanente verbindingsman. Verder waren lid van de crisiscel: Tom Auwers, als voorzitter van de FOD, Pedro Facon, initieel als directeur-generaal en secretaris van de Interministeriële Conferentie met zijn medewerker Kurt Doms (IMC), de dienst crisisbeheer van de FOD met Gino Claes, Christian Léonard, algemeen directeur van Sciensano en Xavier De Cuyper - toen administrateur-generaal van het FAGG. De samenwerking met Sciensano was van onschatbare waarde door de informatie waarover deze beschikt. Decoster: "De Cuyper was eveneens onmisbaar. Als verbindingsman met het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) was hij altijd aanwezig. Het FAGG rapporteerde over de beschikbaarheid van beschermingsgoederen, testmateriaal en later vaccins in Europa. De Cuyper volgde dat proces van naaldje tot draadje. De wetgeving liet Europa toe zelf aankopen te doen. Het voordeel was dat goederen beter verdeeld werden en het verhinderde dat landen probeerden zelf zoveel mogelijk van de markt weg te kopen." Ook Jo De Cock of één van zijn medewerkers participeerde voor belangrijke Riziv-aangelegenheden, onder meer de terugbetaling van PCR-antigeen- en zelftesten en van de toen ingevoerde teleconsulten. "De ondersteuning door het Riziv was cruciaal." eHealth, formeel geen lid van de crisiscel, was met de drijvende kracht van Frank Robben van ontzaglijk belang, dixit Decoster. Permanente interministeriële werkgroepen afhangende van de IMC organiseerden met de hulp van eHealth de gegevensdeling ten behoeve van de gemeenschappen en van Sciensano. Dat vergde samenwerkingsakkoorden. "Het was één van mijn opdrachten om die op gang te trekken en eraan mee te werken. Het federale niveau verzamelde veel informatie over het testen en over vaccinatie bijvoorbeeld. Idem voor gegevens van het Passagier Lokalisatie Formulier (PLF) vereist om te reizen. Om besmettingsclusters op te sporen, deden de gemeenschappen aan contactopsporing bij individuele burgers en collectiviteiten (rustoorden). Daarvoor was informatieoverdracht van het federale niveau nodig." Tijdens zijn loopbaan schreef Chris Decoster als IMC-secretaris onder meer mee aan een - voortdurend geactualiseerd - protocolakkoord voor een crisisstructuur op Volksgezondheid. "Door de grote mobiliteit gaat een crisis in het domein van de besmettelijke ziekten snel wereldwijd. Reisbeperkingen zijn dus zeer belangrijk om infecties in te dammen. In crisis eist de WGO dat elk land een Risk Assessment Group (RAG) opricht. Deze groep, hoofdzakelijk artsen, analyseert de oorzaken en helpt te remediëren. De Belgische RAG stond onder leiding van dokter Tinne Lernout (Sciensano)." Infectiepreventie is gemeenschapsbevoegdheid, vandaar dat ook de gemeenschappen in de RAG zetelden. Een permanent orgaan vooral bemand door leidende ambtenaren en ondersteund door artsen is de Risk Management Group (RMG). Deze groep vertaalt de RAG-analyses over de manier waarop met risico's wordt omgegaan in beslissingen. RMG-voorzitter was dokter Paul Pardon, toenmalig CMO van het departement Volksgezondheid en verbindingspersoon met de gemeenschappen en met gelijkaardige diensten in het buitenland. "Normaal is de voorzitter van de RMG de crisiscoördinator", zegt Decoster. "Maar dokter Pardon deed dat zo goed dat we samen de leiding namen. Hij zat ook in de crisiscel." De crisiscel, zowat het oog van de organisatie, met daaronder en -boven de RMG en de RAG, kreeg bijstand uit verschillende taskforces. Zij bereidden de werkzaamheden voor en rapporteerden er over. Verder kreeg Christiaan Decoster feedback uit vergaderingen van Binnenlandse Zaken en van de gouverneurs. Gezien de bevoegdheden van Binnenlandse Zaken was dat belangrijk. En gouverneurs mogen onder bepaalde voorwaarden in hun provincie zelfstandig maatregelen nemen. Zij kregen ook informatie vanuit de FOD. Veelbesproken was de relatie/samenwerking tussen het federale en het gemeenschapsniveau. Adviezen van de Raad van State maakten de bevoegdheidsverdeling zeer helder. "Bevoegdheden veranderen niet door een pandemie. De gemeenschappen organiseerden ook al van voor de coronacrisis campagnes voor infectiepreventie, hygiëne enz. voor de rustoorden", legt Decoster uit. Zij zetelden niet in de crisiscel maar werkten nauw samen met het federale niveau. "Dat verliep voorbeeldig vergeleken met landen zoals Duitsland", zegt Decoster. "Daar kwam men niet tot dergelijke formele akkoorden zoals in België. We hebben er het beste van gemaakt dankzij een traditie van samenwerking en het sluiten van akkoorden." Concreet bekrachtigde de IMC tijdens de pandemie acht samenwerkingsakkoorden en vijf uitvoerende akkoorden, vooral over gegevensdeling, vaccinatiecertificaten enz.